Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 17
(2001)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd954. 1625 maart 18. Van N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mon frere, Den bode van Antwerpen is noch niet gecommen nochte en hebben van het coffer, dat ons verwondert, niet vernomen. Voorleden Sondach is vorst Christiaen met le comte de Roussy ende Rambure hier doorgereyst.Ga naar voetnoot2 Voor haer vertreck was alle haer cavallerie van Ca(lis) gescheept, die al te samen soo hier als in Hollant, sonder dat men yemant mist, behouden (is) overcommen. De troupes sijn wtgelesen mannen; de paerden goet, maer volle clein.Ga naar voetnoot3 Men verwacht met den eersten goeden wint de paerden bij BouillonGa naar voetnoot4 ende andere tot 700 voor de Staten gelicht, alsmede tweedusent voetknechten bij de comte de CandaleGa naar voetnoot5 aengenomen. Den wint is nu oost, ende is gisteren den Admirael van West-Indiën met de 7 Oostindische scheepen wtgeseylt. Wt Portegael horen wij goede tijdinge van de Baya; die wert oock met brieven, in een verovert schip gevonden, geconfirmeert, te weten dat seeckere barcke, commende van Rio de la Plata, niet wetende de Baya was verovert,Ga naar voetnoot6 daer is commen ververssen, waer onder ande(re) in gevonden is vijffhondertdusent realen van achten; oock andere schepen met manufacturen ende meel. Men gelooft hier dat de Spaensche vloote naer de Zuytzee is, en de onse meenen tijdelijck de Baya te connen secoureren; dat geve Godt. De Engelsche hebben drie schepen ontrent Douvres gesonden om de Oostindysche aen te houden, soo sij daer quamen, maer die vloote is te sterck om met soo cleinen macht te werden verhindert; sullen oock Engelant niet aendoen ende in cas van recontre haer defenderen. De Compangie wert bij die croone seer getraverseert. Carelton heeft hem geopposeert tegens het senden van Coene, ende heeft den conynck tsedert de Staten geschreven dat sij souden beletten dat een persoon, viant van de Engelsche, die haer soo qualijck in Indiën heeft getracteert, niet wederom daer en werde gebruickt, opdat de onheylen die daerwt souden ontstaen, mogen werden verhoet. Apparent men de Compangie daermede sal laten gewerden.Ga naar voetnoot7 De Engelsche, bij Mansvelt overgebracht,Ga naar voetnoot8 sijn seer gesmolten. Die voor den lesten vorst vanhier naer Geertrudenberge gescheept, hebben den heelen vorst scheepe gelegen, sijn een groot deel door (si)eckte, coude, honger ende ongemack vergaen. Somyge sijn wt desperaetheyt buten boort gesprongen; daer sijnder die haer het herte ende keele hebben | |
affgesteecken, andere sijn halff doot bij haer compangons overboort geset. Wij bevinden die natie sonder compassie. Hier in het gasthuis liggen seer veel siecken, daeronder wel hondert sijn die niet als bloet en pissen, naer oordeel van de medecijns veroorsaeckt door het dryncken van sout water, dat sij voor Douvres ende in 't overcommen hebben moeten dryncken. Tot Ar[ne]muyden sijn over de achthondert siecken; de gesonde sijn vertrocken naer Geertrudenberge. Men seyt Mansvelt te SoestGa naar voetnoot9 achtduisent voetvolck, twaelffhondert paerden doet lichten ende vierdusent Engelsen tot recruyten vannieuws verwacht. Soo het weer hem schickt, sal men ontrent Paesschen te velde gaen. Men hoopt de dispositie van sijn Excellentie toelaten sal, dat hij het leger leyde, maer het is te vreesen dat hij te swack daertoe is. Somyge seggen de medecijnen wat beter moet hebben, andere seggen dat het in eenen doene blijft ende dat hij seer verswackt. KnuytGa naar voetnoot10 is hier, seyt men niet daervan kan seggen. MagnusGa naar voetnoot11 hadde geseyt tegens een die wt Den Hage comt, dat hij niet mede op sal connen (tre)cken; daer waer nochtans veel aen gelegen. Men meent de sieckte wt ongeneuchte comt ende dat het ontset van Breda die best soude connen genesen; andere seggen dat de medecijnen de vliegende jicht met fistulenGa naar voetnoot12 hebben willen diverteren, ende dat die nu het ingewant treft. Den burg[emeester] VosbergeGa naar voetnoot13 seyt hij geen jaer kan leven. Hij is seer swack ende mager, ende de continuele besoinges debiliteren hem noch meer. Godt geve alles ten besten comme. Mansvelt toont goeden moet, meent den viant ons leger niet sal verwachten. De gemeene opinie is dat hij niet sal wijcken als door gewelt. Eenyge meenen men den marquysGa naar voetnoot14 sal, belegeren, andere dat men de vivres sal beletten. Mansvelt discoureerde hier dat men hem behoorde aen te tasten. Sijn Excellentie heeft tegens somyge geseyt dat het sonder slach niet sal affloopen. Godt bewaere ons vaderlant. Vorst Christiaen seyde, soo hij wiste sijn Excellentie geen meester van het velt soude sijn, dat hij liever tweedusent paerden op sijn beurse van de penyngen van seeckere onlanckx vercochte goederen soude lichten. De overloopers se(gg)en den viant bij den lesten stormGa naar voetnoot15 niet is beschadycht; dat alles in het leger van de viant wel i(s) te crijgen, maer wat dier is; maer dat den marquys qualijck betaelt. Ontrent (An)twerpen leyt veel volck. Wt Antwerpen sijn veel notable coopluden geseyt;Ga naar voetnoot16 andere die met mijn susterGa naar voetnoot17 naer Antwerpen van Lillo reysden. Joachimi gaet naer Engelant,Ga naar voetnoot18 ende sullen die van Zeelant de duisent guldens in questie suppleren. Carilton is gerevoceert, BucquingamsGa naar voetnoot19 credyt, mits hij de saecke van Mansvelt te seer drijft, verswackt; dan staet bij den princeGa naar voetnoot20 wel. Men vreest den coninck niet lange in dat humeur sal continueren. Soo de betalynge daer off elders voor Mansvelts troupes failleert, hoe sullen onse saecken staen? Mansvelt is in Den Hag(e). De Staten sijn hier vergadert; den duisentsten penynck, schoorsteengelt, verswarynge van hondersten peny(nc)k mochten wel werden geconsenteert. 't Waer goet, kon dat helpen, maer sij commen jaerlijckx ontrent de vierhondertdusent guldens te cort tot supplement van haer quote, behalven de huislasten ende die van de Admiraliteyt. De neerynge is seer cleen off geen | |
binnen Middelburch; de ingesetene van der Vere door storm, nemen van schepen, soberen vanck van de visch, arm; de andere lantsteden van clein vermogen, mits veele schaertse jaren. Men siet malcanderen hier dro(uv)ych aen, ende achten niet wij, maer veele uE. nu geluckych dat ghij daer sijt ende noch par(t) noch deel en hebt aen de swaricheyden die ons lant dreygen. Wt Breda crijgen wij niet. Den marquys heeft verscheyde, die wt ende in wilden, op doen hangen, oock geïnventeert het spannen van touwen met bellen, daerdoor die wtcommen licht werden ontdeckt. Dit is hetgeene men hier weet. Recommandere mij aen mijn suster ende alle de bekende, namentlijck messieurs Dupuy.Ga naar voetnoot21 Het coffer beleth mijn vertreck wt Midd[elburch], uE. dienstwillygen broeder,
| |
Desen 18e Martii 1625.
Alle de vrienden varen wel ende doen haer gebiedenissen. De schippers die de Engelsse naer Hollant hebben gevoert, werden meest sieck en sterven veele. Den pensionaris LiensGa naar voetnoot22 agoniseert. | |
Adres: A monsieur/(m)onsieur Grotius, à Paris. 10 st. In dorso schreef Grotius: 18 Martii 1625 N. Reigersberg. |
|