Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 17
(2001)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd957. 1625 maart 25. Van N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mon frere, Dese reyse heb ick, noch yemant van (de vru)nden niet ontfangen; 't kan sijn daer noch brieven onderwege sijn. Saterdach, Sondach ende Maendachmorgen heeft het hier seer gesneut met een grooten storm wt den noortwesten, soodat den bode noch niet aengecommen is. Dit schrijve ick om suster BlonckesGa naar voetnoot2 brieff te accompangeren ende te corrigeren twee abusen in mijn voorgaende,Ga naar voetnoot3 gecommitteert door faute van mijn autheur, die dickmael het eene voor het ander noempt. De provisie van haver is maer van sooveel hondert lasten, als ick dusent hadde genoemt, te weten elffhondert. Sijn Excellentie sal maer tseventych compangiën meer van het ordinaris volck te velde brengen als het voorleden jaer.Ga naar voetnoot4 De borgers sullen de frontieren bewaren. Ick heb bij broeder CampeGa naar voetnoot5 gesien een lijste, volgens welcke met de troupes van MansveltGa naar voetnoot6 sijn Excellentie tusschen de vier- ende vijventsestychdusent man in 't veldt brengen sal: negendusent paerden, de reste voetvolck. De provise van hoy en haver, alreede gekocht, is om twaelffdusent paerden ses weecken te onderhouden. De eenyge avantage die wij konnen hebben is met vrouch in 't velt te commen. Men oordeelt onmogelijck dat den viant in 't voorjaer in die quartieren sijn ruyters sal | |
connen voeden. Volck sal hij genouch crijgen: TillyGa naar voetnoot7 is met thiendusent man Luick gepasseert; die van de stadt hebben hem den doortocht geweygert; AenholtGa naar voetnoot8 wert met achtdusent man verwacht. De lichtyngen in Vlaenderen ende Walslant sijn groot geweest. Men meent ons leger halff Maert in campange sal sijn. Mansvelt is met meest sijn troupes naer de Langestraete, ontrent driedusent man licht noch voor Rammekens,Ga naar voetnoot9 wachten naer schepen. Den storm heeft een schip van sijn anker gedreven, is op een plaete onstucken gestooten, het volck gesalveert. De luden sijn blijde hij met sijn geselschap van onse frontieren is. Die van Vlissyngen hebben haer poorten meest gesloten gehouden ende soolange sij daerontrent sijn geweest haer wachten scherp gehouden; LycesterGa naar voetnoot10 hebben sij noch niet vergeten. Den conynck van Vranckerijck wint groote gunst. De brieven van den 5 deser wt Breda, drie weecken tevoren waren der geen gecommen, brengen alles goets. De stadt is genouch versien om het voornemen van sijn Excellentie te verwachten; de burgerije ende de soldaten sijn welgemoet; de soldaten bedancken haer van het goet onthael van de burgeren, alsoo sij de siecke ende gequetste niet in gasthuisen maer tot harent logeren. Den marquysGa naar voetnoot11 hadde veerthien dagen tevoren dapper met granaden in de stadt geschooten, meest naer de magasijnen, daer de vivres werden bewaert, op hoope van die in brant te schieten; heeft geen schade gedaen, sijn maer vier persoonen doot gebleven. Waer de revier, gelijck dickmael is getenteert, gestopt, doch sonder succes, de groote sneeu soude‹n› den viant seer incommoderen. De Oost- ende Westindysche schepen liggen noch voor Rammekens, bij faute van wint. Sijn Excellentie doet (een) litièreGa naar voetnoot12 maecken, om die in het leger te gebruycken. Ons lant is in een dangereusen staet. Godt wil alles te besten schicken. Ick wachte noch naer het koffer, dat vrij wat lange beyt. Desen middach gaen wij te huise van de rentmeester,Ga naar voetnoot13 op de weerreyse van den secretaris van Vlissyngen.Ga naar voetnoot14 Onsen winter begint hier eerst. Van de doot van den conynck van SwedenGa naar voetnoot15 hooren wij hier niet. Berck souckt thuis te commen.Ga naar voetnoot16 Joachimi, naer hij lange heeft gemarchandeert, maeckt hem claer om te vertrecken.Ga naar voetnoot17 Prins HendericGa naar voetnoot18 is te Waelwijck. Dit met groote coude ende haest. Ick sal breede tijdinge in Hollant vinden. UE. dienstwillygen broeder,
| |
Desen 25 Martii 1625.
Mijn gebiedenisse aen alle bekende, namentlijck aen messieurs de Puy,Ga naar voetnoot19 die ick wenste hier dienst te konnen doen. Aen de PerezGa naar voetnoot20 hebbe ick niet geschreven omdat ick ... ter plaetse daer ick ...Ga naar voetnoot21 | |
In dorso schreef Reigersberch: De ruyterie is van Calis noch niet gecommen. Adres: A monsieur/monsieur Grotius, à Paris. In de marge schreef Grotius: 65000, Tilly, Aenholt, Oost- en West[indische] schepen. En in dorso: Martii 1625 N. Reigersb. In dorso staat in een onbekende hand: Van beide mijn broers.Ga naar voetnoot22 |
|