Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 16
(2000)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd7435. 1645 mei 28. Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, Ick heb op huiden ontfangen uEd. brief sonder date, waerin is van het rende[z]-vous te DordrechtGa naar voetnoot2 ende het rapport van de ambassadeurs uit Engelant gecomen.Ga naar voetnoot3 Ick dancke uE. van de advysen; bidde te continueren ende de inscriptie te maecken: A monsieur de Groot, cy-devant ambassadeur de la reine de Suede en France.Ga naar voetnoot4 UEd. heeft wel geraiden dat uEd. brief mij te Wismaer soude vinden, alwaer wij nu acht dagen zijn, wachtende dat den heer generaelGa naar voetnoot5 ons convoi zal geven, 'twelck tot noch toe niet en is geschiet, omdat den | |
heer generael zijne schepen bijeen moet houden, vresende voor een attaque van de Denen. Maer verwacht een vloot uit SwedeGa naar voetnoot6 ende zegt ons dan te zullen helpen.Ga naar voetnoot7 Ick blijve uEd. voor alle de zorge voor mijne zaecken ten hoochste geobligeert. [Wismar]. Den 28 Mei 1645. | |
Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, eerste raedt in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port. In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, uyt Wismar, den 28 Mey 1645. Insc[r]iptie van brieven. |
|