Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 16
(2000)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd7432. 1645 mei 16. Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, Bij de acht dagen onderwege op zee zijnde geweest,Ga naar voetnoot2 zijn wij hier gisteren gearriveert. Mijnheer den resident Schrasser is mij wezen bezoucken. Heeft mij gecommuniceert de tijdingen van de gezanten der Vereenigde Nederlanden, zoo die in Denemarc als die in Swede zijn; oock van den resident Cracouw.Ga naar voetnoot3 Toont affectie tot Swede. Ick [heb] hem weder betoont mijne affectie om in deze occurrentie de Vereenigde Nederlanden te dienen, hoopende dezelve metterdaet te betoonen. Die van Gelucstad hebben ons zien ende laeten passeren. Ick en weet niet off zij geweten hebben wie in het schip was. De heer Schrasser heeft de opinie dat ick gezonden zal werden nae Munster. Morgen hoopen wij te gaen nae Lubec ende off daer off te Wismar een schip te becomen nae Swede. Zoolange ick in Swede ben, zal uE. de superscriptie maecken aen mij met de qualiteit van raed van de coninginne. Tot Hamburg, den 16 May 1645. | |
Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, eerste raed in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port. In dorso staat in een onbekende hand: Den 16 Mey 1645 Hamburck. |
|