In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 4 Martii 1645.
|
-
voetnoot1
- Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 40m. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Mogelijk tezamen met 7345.
-
voetnoot2
- Kardinaal Achille d'Estampes-Valençay was op 26 januari in Parijs verschenen. De volgende dag ontving hij een officiële aanzegging om de stad te verlaten. De kardinaal achtte het raadzaam om in een buitenwijk de gebeurtenissen af te wachten. Spoedig ontving hij bezoek van een vertegenwoordiger van kardinaal Jules Mazarin die hem een regeling aanbood voor zijn terugkeer naar Rome (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 250-251; Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau III, p. 46, en Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 164-166).
-
voetnoot3
- François de La Fayette (1590-1676), bisschop van Limoges, aalmoezenier aan het hof van Anna van Oostenrijk, vertrok naar zijn bisdom (nos. 6429 en 6505 (dl. XIV); Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau III, p. 64, en Tallemant des Réaux I, p. 928).
-
voetnoot4
- Bernard de Nogaret de La Valette (1592-1661), hertog van Epernon, gouverneur van Guyenne, leverde een bijdrage aan de versterking van de Franse troepenmacht in Catalonië (Lettres Mazarin II, p. 115). Het graafschap had een bijzondere betekenis voor de hertog: het herinnerde hem aan zijn jong overleden moeder Marguerite de Foix († 1593), gravin van Candale (DBF XII, kol. 1341-1342).
-
voetnoot5
- Het verzet tegen de belastingmaatregelen van Michel Particelli, heer van Emery, ‘contrôleur général des finances’ (Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 91-97).
-
voetnoot6
- Op 1 september 1644 hadden Gaston van Orléans en Henri II de Bourbon, prins van Condé, in de Grand'Chambre van het Parlement van Parijs een edict laten voorlezen waarin de gegoede burgerij van Parijs werd aangezegd om een last van 1500000 ponden aan renten te dragen (‘la taxe des aisés’). De Franse schatkist zou met deze maatregel verrijkt worden met een bedrag van 18 tot 20 miljoen ponden (nos. 7027 en 7039 (dl. XV)).
-
voetnoot7
- Op 17 februari was de Franse envoyé Godefroi d'Estrades in de vergadering van de Staten-Generaal verschenen met de plechtige verklaring: ‘que sa Majesté accorde pleinement sans aucune reserve, ce qu'ils luy ont demandé touchant les rancs et honneurs de messieurs vos ambassadeurs, son intention estant qu'ils soient trettés partout comme ceus de Venise’ (J. Heringa, De eer en hoogheid van de Staat, p. 327-328). Een week later (25 februari) benadrukte de envoyé in een toespraak tot de Hoog Mogenden het uitzonderlijke karakter van de koninklijke gunst en sprak hij de hoop uit dat de Staten deze concessie zouden beantwoorden met een nauwlettendere naleving van de Frans-Staatse ‘alliantie offensive ende defensive’ (Correspondance d'Estrades I, p. 233-236).
-
voetnoot8
- Zes galeien van de Maltezer ridders hadden in september 1644 een van de mooiste en grootste galjoenen van de Turkse vloot overmeesterd. Sultan Ibrahim wilde de schade verhalen op de Johannieters en de Venetianen (Gazette 1645, nos. 25 en 27, dd. 4 en 11 maart 1645, en Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 175-176).
-
voetnoot9
- Het is onwaarschijnlijk dat Ferdinando II de' Medici (1610-1670), groothertog van Toscane (DBI XLVI, p. 278-283), het fort van Piombino versterkte (no. 7321, n. 13 en 14). Lees: ‘Pistoia’ (Pistoria).
-
voetnoot10
- De nieuwe Franse onderkoning Henri de Lorraine, graaf van Harcourt, had in Lyon krijgsraad gehouden met zijn onderbevelhebber César de Choiseul, graaf van Du Plessis-Praslin (‘Brieven van Willem van Liere’, in Kronijk HG 17(1861), p. 276). Op 12 maart trof hij in de Roussillon de laatste voorbereidselen voor zijn plechtige intocht in Catalonië (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 298-299).
-
voetnoot11
- Er waren in Parijs ‘adviezen’ uit Barcelona binnengekomen met nieuws over een troepenconcentratie in Tortosa en een wijziging in het bevel van het Spaanse leger in Catalonië: 's konings natuurlijke zoon Juan José van Oostenrijk (1629-1679) (Diccionario de Historia de España II, p.
580-585) zou de benoeming tot generaal ontvangen, met naast zich een raad van wijze mannen bestaande uit de edellieden Bernardino Fernández de Velasco, ‘condestable de Castilla’, Diego Felipe de Guzmán, markies van Leganés, don Felipe de Silva en de gewezen Zuidnederlandse gouverneur don Francisco de Melo (‘Brieven van Willem van Liere’, in Kronijk HG 17(1861), p. 276).
-
voetnoot12
- Koning Philips IV en zijn zoon Baltasar Carlos, prins van Asturias, zouden volgens dezelfde ‘adviezen’ (supra, n. 11) in Valencia de ontwikkelingen aan het front volgen.
-
voetnoot13
- De inwoners van Ager (ten noorden van Lérida) waren in opstand gekomen tegen het Spaans gezag (Gazette 1645, no. 22, dd. 18 februari 1645). Tweeduizend Catalanen beletten het leger van Andrea Cantelmo de doortocht naar het garnizoen van Agramunt (‘Brieven van Willem van Liere’, in Kronijk HG 17(1861), p. 276, en Gazette 1645, nos. 23 en 25, dd. 25 februari en 4 maart 1645).
-
voetnoot14
- De terugkeer van de Spaanse zilvervloot; zie nos. 7320 en 7321, en Briefw. C. Huygens IV, p. 129.
-
voetnoot15
- De Spanjaarden maakten voor hun geldtransporten naar de Zuidelijke Nederlanden regelmatig gebruik van Engelse schepen (CSP Ven. 1643-1647, p. 176).
-
voetnoot16
- Koning Philips IV maakte geld vrij voor de aflossing van zijn wacht in de Paltsische vestingstad Frankenthal. Eind maart aanvaardde kolonel Giulio Antonio Castello di Frangipane het bevel over het Spaanse garnizoen; zie no. 7398.
-
voetnoot17
- Soldaten van de Zuidnederlandse ‘gouverneur des armes’ Ottavio Piccolomini bespiedden de Franse patrouilles die in opdracht van de Picardische bevelhebber Jean, graaf van Gassion, de dorpen in de omgeving van de Spaanse garnizoensstad Saint-Omer onder contributie brachten (‘Brieven van Willem van Liere’, in Kronijk HG 17(1861), p. 274, en Gazette 1645, no. 25, dd. 4 maart 1645).
-
voetnoot18
- De compagnie van Pons-Charles de Lauziéres († 1646), markies van Thémines (Témines) (Dictionnaire de la Noblesse VI(11), kol. 796), had al te opvallend de koninklijke vesting Watten verlaten; vgl. Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 261-262.
-
voetnoot19
- ‘Le sieur de Taillencourt (Teillancoeur)’, intendant van de gouverneur van het Lotharingse bolwerk La Motte, was ‘op sijn wedercomste uyt Brabandt in handen van de Franschoysen gevallen, ende aengesien bij hem brieven van Hertoch Carel gevonden waren, met ordres aen den heere Cliquot, Gouverneur van de selve plaetse, om den heere St. Mars ... te straffen, soo heeft den heere Magalotti gedreyght den gemelde Intendant met gelijke tractement te bejegenen’ (‘Brieven van Willem van Liere’, in Kronijk HG 17(1861) p. 276-277, en Gazette 1645, no. 40, dd. 8 april 1645).
-
voetnoot20
- De officier Saint-Mars - mogelijk Isaac de Civille, heer van Saint-Mars (Dictionnaire de la Noblesse III(5), kol. 745-750) - was niet de enige Lotharinger die
in correspondentie met de Fransen stond. De Gazette 1645, no. 34, berichtte op 25 maart 1645: ‘Un soldat n'aguéres sorti de ladite place [La Motte], raporte que Cliquot qui en est Gouverneur, a fait arrester le sieur de Germainvilliers’.
-
voetnoot21
- De Frans-Weimarse bevelhebber Rheinhold von Rosen verliet op 4 februari de Franse garnizoensstad Breisach voor een verkenningstocht in het Württemberger land (Gazette 1645, no. 23, dd. 25 februari 1645).
-
voetnoot22
- De verovering van Nagold, ten westen van Tübingen (no. 7323).
-
voetnoot23
- Het garnizoen van Stollhofen (ten zuidwesten van Rastatt) sloeg alarm en stelde zich in verbinding met de Zwabisch-Beierse bevelhebber François de Mercy: ‘Le Général Mercy s'est campé prés de Stutgard, pour observer le Général Major Rose: lequel apres s'estre abouché avec le Mareschal de Turenne à Philipsbourg, est retourné joindre ses troupes pres de Tubinguen’ (Gazette 1645, nos. 26 en 30, dd. 11 en 18 maart 1645).
-
voetnoot24
- De Franse maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, zocht verbinding met de militaire adviseurs van landgravin Amalia Elisabeth van Hessen-Kassel. Hij vertrouwde de missie toe aan zijn ‘aide de camp’ Dirk de Groot; vgl. nos. 7323 en 7342.
-
voetnoot25
- Het verzet van de Frankische Kreits tegen de door de keizer verlangde contributie van ‘120 Römermonate’ (no. 7296, en K. Ruppert, Die kaiserliche Politik auf dem Westfälischen Friedenskongreß, p. 68).
-
voetnoot26
- Luitenant-kolonel Johann von Rosen, jongere broer van de Frans-Weimarse bevelhebber (supra, n. 21, en Lettres Mazarin II, p. 23), koos met 400 ruiters positie in de vesting Hohentwiel (Singen). Een confrontatie met de Zwabisch-Beiersen aan de Ueberlinger See (Meer van Konstanz) ging hij evenwel uit de weg.
-
voetnoot27
- De meningen van de nieuwsagenten in Frankfort over de inval van het leger van de Zweedse veldmaarschalk Lennart Torstensson in de Boheemse landen liepen uiteen. Het meest geloofwaardig klonk de veronderstelling dat de Zweden op weg waren naar de kwartieren van de Zevenburgse vorst György I Rákóczi; vgl. no. 7342; Doc. Boh. VII, p. 175 no. 509, en Gazette 1645, no. 24, dd. 4 maart 1645.
-
voetnoot28
- De keizerlijke commissarissen te Frankfort, graaf Ernst von Öttingen-Wallerstein en dr. Johann Christoph Metzger, hadden de afgevaardigden op de ‘Deputationstag’ steeds afgehouden van een serieuze discussie over de Franse en Zweedse uitnodigingen ter vredesconferentie. Groot was dan ook hun teleurstelling toen zij in een keizerlijk schrijven, dd. 13 januari 1645, de opdracht ontvingen om de vorsten en standen vrij te laten in hun beslissing over de afvaardiging naar Munster en Osnabrück (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 221-222;
R. von Kietzell, ‘Der Frankfurter Deputationstag von 1642-1645’, in Nassauische Annalen 83(1972), p. 118-119, en Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 344-348).
-
voetnoot29
- De katholieke kantons Luzern, Uri, Schwyz, Unterwalden, Zug en Glarus tekenden op de landdag te Baden (5-25 februari 1645) protest aan tegen het aanhoudend streven van het kanton Zürich om zijn gezag te laten gelden in de landvoogdij Thurgau. De twist spitste zich toe op de afbraak van de Adelheidskapel van Uttwil en de inwijding van een altaar in de kerk van Lustdorf (Thurgau) (Vogel-Fechter, Eidgen. Abschiede V 2 1, p. 1340-1343).
-
voetnoot30
- Het kanton Zürich had de bemiddeling van de Franse ambassadeur Jacques Le Fèvre de Caumartin ingeroepen, maar de katholieke kantons lieten zich niet imponeren en deden een beroep op de diensten van de nuntius Lorenzo Gavotti en de Spaanse resident in Luzern (Rott, Hist. représ. dipl. VI, p. 59-62, en Gazette 1645, no. 25, dd. 4 maart 1645).
-
voetnoot31
- De berichten over een ‘zeewapening in Spaignie’ waren reeds doorgedrongen op het Haagse Binnenhof (no. 7345). Tot teleurstelling van de Fransen maakten de Staten-Generaal geen aanstalten om hun scheepsmacht voor de kust van
Duinkerken te versterken; vgl. nos. 7317 en 7320.
-
voetnoot32
- De koninklijken namen in de derde week van februari bezit van de haven van Weymouth (Weymuyen). De parlementsgezinden gingen onmiddellijk tot de tegenaanval over (Briefw. C. Huygens IV, p. 133 en p. 135, en Gazette 1645, no. 25, dd. 4 maart 1645).
-
voetnoot33
- De Schotse en Ierse koninklijken van James Graham, markies van Montrose, hadden in de Schotse Hooglanden de overhand verworven op het leger van de ‘solemn league and covenant’ onder bevel van Archibald Campbell, graaf van Argyll. De strijd om Glasgow zou op 15/25 augustus 1645 in het voordeel van de koninklijken beslist worden (G. Donaldson, Scotland: James V to James VII, p. 333-334, en CSP Ven. 1643-1647, p. 211).
-
voetnoot34
- Het Lagerhuis had met een meerderheid van 7 stemmen zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel om leden van het Hoger- en Lagerhuis in het vervolg uit te sluiten van civiele en militaire functies (‘the Self-Denying Ordinance’). Toen sir William Waller het bevel wilde overnemen over de ruiterij van Robert Devereux, graaf van Essex, kwamen de grafelijke oudgedienden in opstand en verschansten zich op de weg van Farnham naar Leatherhead (Surrey) (CSP Dom. 1644-1645, p. 282, p. 303-304, p. 307-308, en Briefw. C. Huygens IV, p. 135).
-
voetnoot35
- De conferentie te Uxbridge. De onderhandelingen over de belangrijkste artikelen van ‘The humble desires and propositions’ waren vastgelopen. Alleen op het punt van het opperbevel over leger en vloot leek de koning bereid te zijn een compromis te treffen (Gazette 1645, no. 25, dd. 4 maart 1645, en CSP Dom. 1644-1645, p. 295).
-
voetnoot36
- Het leger van sir William Brereton blokkeerde de toegangswegen naar de koninklijke garnizoensstad Chester. Een troepenmacht die prins Moritz (Maurits) van de Palts in Worcester bijeen had gebracht, was in aantocht, maar op het beslissende moment durfden de koninklijken de strijd niet aan te gaan (CSP Dom. 1644-1645, p. 245, p. 292-294 en p. 367-371).
-
voetnoot37
- De proviandmeesters van het Spaanse garnizoen van Frankenthal konden het konvooi uit Heilbronn niet op tijd naar hun vesting loodsen (Gazette 1645, no. 25, dd. 4 maart 1645).
-
voetnoot38
- Dezelfde Gazette (supra, n. 37) meldde dat de soldaten die in de Languedoc waren gelegerd, de aanzegging hadden gekregen om op 25 februari gereed te staan aan de Catalaanse grens.
-
voetnoot39
- Henry Morse (1595-1645), ook bekend onder de namen Claxton en Warde, trad na zijn theologische studies in Douai en Rome toe tot de Societeit (1625). Een bezoek aan zijn missiegebied Durham werd hem fataal. Op 31 januari veroordeelde het Parlement hem tot de strop en de verminking van zijn stoffelijk overschot. Het vonnis werd op 1 februari te Tyburn (Londen) voltrokken (DNB XXXIX, p. 113-114; Gazette 1645, nos. 25 en 28, dd. 4 en 15 maart 1645: ‘Le Martyre souffert par un Pere Jésuite en Angleterre pour la foy Catholique’, en Knuttel, Cat. v. pamfl. no. 5161).
-
voetnoot40
- Het nieuws ontleende Grotius aan de Gazette 1645, no. 24, dd. 4 maart 1645: ‘L'Empereur et l'Archiduc Leopold sont encor à Prague, où ils tiennent souvent Conseil pour aviser aux plus prompts moyens de s'opposer aux Suédois’.
-
voetnoot41
- Paus Innocentius X zou, volgens de Gazette 1645, no. 25, dd. 4 maart 1645, de keizer en de Ieren van de ‘confederation of Kilkenny’ financiële steun hebben toegezegd.
-
voetnoot42
- Kardinaal Jules Mazarin had Nicolas Bretel, heer van Grémonville, belast met een buitengewone missie naar Rome (Pastor, Gesch. Päpste XIV 1, p. 39-41). De ambassadeur maakte op 2 februari zijn opwachting aan het pauselijke hof (Gazette 1645, no. 25, dd. 4 maart 1645, en Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 173-175).
-
voetnoot43
- De ‘avec injure’ teruggeroepen Franse ambassadeur Melchior Mitte de Chevrière-Miolans, markies van Saint-Chamond (Chaumond), hield zich schuil in Casaletto (tegenw. villa Doria-Pamphili (Rome)).
-
voetnoot44
- Kardinaal Jules Mazarin nam nauwelijks notitie van het verweerschrift ‘Relation véritable de ce qui s'est passé en la création du pape Innocent X contre les faux bruits publiés au désavantage de M. de Saint-Chamond’ (H. Coville, Etude sur Mazarin et ses démêlés avec le pape Innocent X, p. 40-46).
|