Bovenaan de brief in de copie te Leipzig: Argumentum. Germanica. In castris Bavaricis metus a magis. Bavari consilia. Canonici Mogontiacenses ad neutralitatem frustra electorem hortantur. Cardinalis Valencaei adventus reginae ingratus. Wilhelmi Laud supplicium. Varia. Anglica. Germanica. Varia nova.
|
-
voetnoot1
- Tekst naar copieboek Dresden, Sächs. Landesbibl., C 61, 243; gedrukt in Oxenst. Skrifter 2. afd., IV, p. 524 no. 572. Afschrift ook in copieboek Leipzig, UB, ms. 2633, f. 430. Zie voor een andere overlevering van de brieftekst, Grotius' brief aan Johan Oxenstierna en Johan Adler Salvius (no. 7297).
-
voetnoot2
- Keizer Ferdinand III maakte in het gezelschap van zijn broer Leopold Wilhelm, aartshertog van Oostenrijk, de reis van Linz naar Praag (18-24 januari) (Gazette 1645, nos. 17 en 21, dd. 11 en 18 februari 1645). Onderweg, in de omgeving van České Budějovice (Budweis), bereikte hem de tijding dat de voorhoede van het leger van de Zweedse veldmaarschalk Lennart Torstensson reeds in Chomutov (Bohemen) stond (Doc. Boh. VII, p. 172 no. 501).
-
voetnoot3
- De ruiters van de Zwabisch-Beierse bevelhebbers Johan van Werth en Johann von Sporck arriveerden op 12 januari in Amberg (Opperpalts). Voortdurend bespied door Zweedse eenheden trokken zij over landwegen naar Bohemen. Een week later bereikten zij de grensstad Domažlice (Taus) (Gazette 1645, nos. 13 en 15, dd. 28 januari en 4 februari 1645, en H. Lahrkamp, Jan von Werth, p. 151).
-
voetnoot4
- Het Franse garnizoen van Philippsburg kon de Zwabisch-Beiersen die zich in Grombach (Ober- en Untergrombach) en Bruchsal hadden genesteld, op afstand houden; zie nos. 7281 en 7282.
-
voetnoot5
- De Gazette 1645, no. 16, dd. 4 februari 1645, sprak in een bericht uit Frankfort over een staakt-het-vuren in de landen van landgraaf Georg II van Hessen-Darmstadt: ‘Les François qui estoyent logez à Rudelsheim [Rüdesheim of Rüsselsheim] se sont retirez en deça; le Lan[d]grave de Darmstad s'estant, comme on dit, accordé avec le Mareschal de Turenne’.
-
voetnoot6
- De Beierse berichten komen ook voor in het fragment van Grotius' nieuwsbrief aan [Nicolaes van Reigersberch], dd. 4 februari 1645 (no. 7295).
-
voetnoot7
- De Frankische Kreits moest onder keizerlijke druk de ‘Kreistag’ van Bamberg naar Neurenberg verplaatsen (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 483-485, en Diarium Wartenberg I, p. 58-59).
-
voetnoot8
- De bijdrage van de Kreitsen aan het onderhoud van de keizerlijke legers: 120 Römermonate (K. Ruppert, Die kaiserliche Politik auf dem Westfälischen Friedenskongreß, p. 68).
-
voetnoot9
- Hertog Maximiliaan I van Beieren hield de Opperpalts sinds 1623 in pand. Eerder, in 1641-1642, had hij in onderhandelingen met vertegenwoordigers van de Palts een bedrag van 13 miljoen Rijnse guldens gesteld op een vrijwillige afstand van dit gebied (D. Albrecht in Handbuch der bayerischen Geschichte II, p. 406-409).
-
voetnoot10
- De kapittelheren volgden de politieke koers van het Franse gezag in Mainz.
-
voetnoot11
- De Mainzer keurvorst-aartsbisschop Anselm Kasimir Wambold von Umstadt had de komst van de Franse legers in zijn aartsbisdom niet afgewacht; vgl. no. 7049 (dl. XV).
-
voetnoot12
- Louis II de Bourbon, hertog van Enghien, had zijn intochten in Spiers, Worms en Mainz (september 1644) steeds afgesloten met beloften van koninklijke bescherming aan stad en burgerij (no. 7060 (dl. XV), en Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 388-390). De naleving van de accoorden liet snel te wensen over.
-
voetnoot13
- Achille d'Estampes-Valençay (1593-1646), bevelhebber van het leger van paus Urbanus VIII, had zijn verheffing tot kardinaal (13 juli 1643) te danken aan betoonde moed ten tijde van de Castro-oorlog (DBF XIII, kol. 172-173, en Tallemant des Réaux I, p. 432-437 en p. 1082-1085). Hij nam deel aan het conclave, maar in tegenstelling tot de ‘Barberini’ bleef hij de Franse factie trouw (Pastor, Gesch. Päpste XIV 1, p. 22). Zijn besluit om naar Frankrijk terug te keren probeerde hij geheim te houden (Gazette 1645, no. 13, dd. 28 januari 1645: ‘De Génes, le 8 Janvier 1645: ... Le jour précédent le Cardinal de Valencey passa aussi à la veue de ce port sur trois félouques bien armées tirant du costé de France’).
-
voetnoot14
- Koningin Anna van Oostenrijk liet alle wegen langs de Loire afspeuren, maar haar verkenners hielden geen rekening met het scheepvaartverkeer: als eenvoudig passagier had de kardinaal in Roanne de boot genomen naar Orléans en was vandaar doorgereisd naar Parijs (aankomst op 26 januari); zie Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 89-90.
-
voetnoot15
- De kardinaal ontving op 27 januari de
aanzegging om de stad onmiddellijk te verlaten; vgl. Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 250-251: ‘L'on me dit que le cardinal de Valencé estoit arrivé chez le nonce à Paris, contre l'ordre de la cour, et qu'il avoit reçu ordre de s'en retourner à Rome sans voir personne’.
-
voetnoot16
- Kardinaal Jules Mazarin rinkelde even nadrukkelijk met de sleutels van de Bastille als zijn voorganger Richelieu (no. 6015 (dl. XIII)). De laatste tijd maakte hij ijverig jacht op de getrouwen van de in ongenade gevallen Franse onderkoning Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 268-269; Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau III, p. 13, en Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 248).
-
voetnoot17
- Een commissie van de nationale synode van Charenton was nagegaan of de denkbeelden van de verzoeningsgezinde theoloog Théophile Brachet de La Milletière nog wel overeenkwamen met de leer van Calvijn. Op zondag, de 29ste januari, maakte Théophile Roussel, gedeputeerde van de Saintonge, aan zijn geloofsgenoten bekend dat de synode had besloten om ‘le sieur de La Milletiere’ te excommuniceren. De teleurgestelde theoloog trad twee maanden later toe tot de rooms-katholieke kerk (R.J.M. van de Schoor, De irenische theologie van Théophile Brachet de La Milletière (1588-1665), diss. Nijmegen 1991, p. 22-27; Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau III, p.
37-40, en Actes ecclesiastiques et civils de tous les synodes nationaux, ed. J. Aymon, II, p. 683-687).
-
voetnoot18
- De terechtstelling van William Laud (1573-10/20 januari 1645), aartsbisschop van Canterbury, op Tower Hill; zie het nieuwsbericht uit Londen van 26 januari 1645 in de Gazette 1645, no. 16, dd. 4 februari 1645: ‘L'Archévesque de Cantorberi a esté décapité le 20 de ce mois: de laquelle éxécution vous aurez les particularitez au premier jour’.
-
voetnoot19
- De ‘particularitez’ (supra, n. 18) verschenen in een ‘extraordinaire’ van de Gazette, no. 20, dd. 16 februari 1645: ‘Relation de la mort de l'archévesque de Cantorberi, avec sa harangue’.
-
voetnoot20
- De Picardische bevelhebber Jean, graaf van Gassion, stuurde versterkingen naar de koninklijke vesting Watten aan de Aa (‘Brieven van Willem van Liere’, in Kronijk HG 17(1861), p. 273). In de eerste dagen van februari was het fort ‘pourveu de tout’ (Gazette 1645, no. 18, dd. 11 februari 1645).
-
voetnoot21
- Laurent Cliquot, gouverneur van het Lotharingse bolwerk La Motte, hield rekening met het belegeringsplan van de Franse onderbevelhebbers Pierre de Magalotti en Nicolas de Nettancourt d'Haussonville, graaf van Vaubecourt. Begin januari dwong hij de plaatselijke bevolking tot het verrichten van hand- en spandiensten aan zijn garnizoen (Gazette 1645, no. 10, dd. 21 januari 1645).
-
voetnoot22
- Paus Innocentius X en de Italiaanse vredesfactie zochten toenadering tot prins Tommaso Francesco van Savoye; zie no. 7281.
-
voetnoot23
- De Milanese gouverneur Antonio Sancho Dávila, markies van Velada, maakte voor zijn contacten met het Savoyaardse hof gebruik van de diensten van Barroero, kamerheer van de Spaansgezinde Baldassare Masserati (Messerati), graaf van Casalborgone. Toen de Fransen argwaan kregen, liet de hertogin-regentesse Christine de France deze tussenpersoon gevangen nemen (Claretta, Storia della Reggenza II, p. 441-445; Archivo de Simancas, Catálogo XXIII. Papeles de estado. Milán y Saboya, p. 345-349, en Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 113, p. 128 en p. 132).
-
voetnoot24
- Nicolau Monteiro (1581-1672), prior van Cedofeita (GEPB XVII, p. 732), gedeputeerde van de Portugese geestelijkheid, verzocht pauselijke erkenning van de bisschoppen die koning Jan IV had voorgedragen voor de vacerende aartsbisdommen en bisdommen in zijn rijk (Gazette 1645, no. 18, dd. 11 februari 1645). De Spaanse factie in Rome was echter het gezantschap van dom Miguel van Portugal, bisschop van Lamego (no. 5550 (dl. XIII)), nog niet vergeten en drong aan op het vertrek van de vertegenwoordiger van de ‘rebelse’ vorst (Pastor, Gesch. Päpste XIV 1, p. 58-61, en Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 139).
-
voetnoot25
- Keizer Ferdinand III en aartshertog Leopold Wilhelm hadden de Witte Berg (Praag) aangewezen als verzamelpunt van de keizerlijke, Beierse en Saksische versterkingen; supra, n. 2.
-
voetnoot26
- De lichting was een gebaar van goede wil van de Ierse katholieken aan de Spaanse troepenwerver Francisco Foysote (Correspondance de la Cour d'Espagne; Les affaires des Pays-Bas III, p. 499 en p. 527, en Doc. Boh. VII, p. 185 no. 537). Eerder hadden zij toestemming verleend voor een Franse werving van 2000 manschappen (no. 7281, n. 38).
-
voetnoot27
- De Ieren van de ‘confederation of Kilkenny’ brachten hun aanbod van militaire steun aan de koninklijke legers in Engeland en Schotland opnieuw onder de aandacht van koning Karel I (no. 6928 (dl. XV) en no.
7224). De koning beloonde de ijver van de Ierse katholieken met een opdracht aan zijn vertegenwoordiger James Butler, graaf van Ormond, om de vrede te bevorderen (A new history of Ireland III, p. 313-315).
-
voetnoot28
- De Schotse generaal Robert Monro verdedigde met ferme hand het gezag van de ‘solemn league and covenant’ in Ierland (A new history of Ireland III, p. 309-316).
-
voetnoot29
- Kapitein Robert Swanley maakte in de Ierse Zee jacht op koninklijke schepen (S. Groenveld, Verlopend getij, p. 181-183). Op 1/11 januari 1645 meldde hij aan het Parlement de aanhouding van het schip dat de onderhandelaars van de ‘confederation of Kilkenny’ weer terug moest brengen naar Dublin (CSP Ven. 1643-1647, p. 174).
-
voetnoot30
- Soldaten van het Parlement versterkten met de inname van het kasteel van Cardigan hun posities in het zuidwesten van Wales (G.H. Jenkins, The foundations of modern Wales 1642-1780, Oxford 1987, p. 9-16).
-
voetnoot31
- Het Lagerhuis had met een meerderheid van 7 stemmen het voorstel aanvaard om leden van het Hoger- en Lagerhuis in het vervolg uit te sluiten van civiele en militaire functies (‘the Self-Denying Ordinance’), De ‘lords’ weigerden echter hun goedkeuring te hechten aan het ontslag van de legerleiders Robert Devereux, graaf van Essex, en Edward Montague, graaf van Manchester: pas op 3/13 april legden zij zich bij de feiten neer (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 326-344 en kol. 352-358).
-
voetnoot32
- Koninklijke troepen verspreidden zich over Hampshire (Southampton en Portsmouth), Sussex en Northamptonshire (CSP Ven. 1643-1647, p. 174).
-
voetnoot33
- De soldaten van generaal-majoor (‘sergeant-major’) Richard Browne stonden in de tweede week van januari op hun post
toen de koninklijken onder bevel van prins Rupert (Robert) van de Palts hun hoofdkwartier te Abingdon stormenderhand probeerden te veroveren (CSP Dom. 1644-1645, p. 245-247).
-
voetnoot34
- Sir Richard Grenville overmeesterde op 19 januari de forten ‘Pennycomequick’ en ‘Maudelin’. Het parlementsgezinde garnizoen van Plymouth maakte de aanval ongedaan (CSP Dom. 1644-1645, p. 251-252).
-
voetnoot35
- Paus Innocentius X trachtte de Italiaanse vorsten te winnen voor een offensief tegen de Zevenburgse vorst György I Rákóczi en de Engels-Schotse ‘solemn league and covenant’; zie nos. 7253 en 7281.
-
voetnoot36
- De raadsheren van het Parlement van Parijs keerden zich tegen de almacht van de ‘Conseil du roi’ in staats- en financiële zaken; zie no. 7282.
-
voetnoot37
- Vanaf ‘Audimus praeterea’ nam een andere copiist het schrijfwerk over.
-
voetnoot38
- De winterkwartieren van de Zwabisch-Beierse bevelhebber François de Mercy in de omgeving van Schwäbisch-Hall, Nördlingen en Bad Mergentheim (Mergental). De Gazette 1645, no. 15, dd. 4 februari 1645, beschreef de situatie aldus: ‘Le principal quartier des Bavarois est encor à Schwabisch-Hal et leurs régimens sont distribuez dans le Marquisat d'Ansbach, jusques au païs de Wirtemberg, sur le Nékar’.
-
voetnoot39
- De Zwabisch-Beiersen waarschuwden de garnizoenscommandanten van Aschaffenburg, Gelnhausen, Dieburg, Oberursel voor een Franse aanslag op Höchst (Gazette 1645, no. 16, dd. 4 februari 1645).
-
voetnoot40
- De lichtingen ten behoeve van de door Spanje gefinancierde hervorming van het leger van de Westfaalse Kreits (no. 7253, n. 28, en no. 7259, n. 23 en 24). De keizerlijke legerleider Willem, baron van Lamboy (ca. 1600-1656), ontving geld voor een troepenwerving in het prins-bisdom Luik (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 120, en Gazette 1645, no. 16, dd. 4 februari 1645).
-
voetnoot41
- Hertog Karel IV van Lotharingen onderhandelde met de Zuidnederlandse ‘gouverneurs’ Manuel de Moura y Corte Real, markies van Castel Rodrigo, en Ottavio Piccolomini, hertog van Amalfi, over de overname van zijn legermacht van 6 tot 8000 soldaten (Doc. Boh. VII, p. 171 no. 500, en Gazette 1645, no. 16, dd. 4 februari 1645).
-
voetnoot42
- Guillaume de Melun († 1635), prins van Epinoy (Espinoy), gouverneur van Henegouwen, had een onderzoek naar zijn betrokkenheid in een samenzwering niet afgewacht en was in 1634 naar Frankrijk uitgeweken. Zijn goederen werden verbeurdverklaard; zie nos. 2113 en 2117 (dl. V), en Correspondance de la Cour d'Espagne; Les affaires des Pays-Bas III, p. 8, p. 13, p. 18, p. 21, p. 225 en p. 230.
-
voetnoot43
- Paus Innocentius X verplichtte de kardinalen en bisschoppen die het conclave hadden bijgewoond, tot terugkeer naar hun residenties (Gazette 1645, no. 16, dd. 4 februari 1644).
-
voetnoot44
- De Savoyaardse gevolmachtigden, Claudio Gerolamo Chabod (Chabo), markies van Saint-Mauris (S. Maurizio), en de Piëmontese senator Gian Francesco Bellezia, hadden de Franse autoriteiten kunnen overreden tot teruggave van de steden Turijn, Asti, Carmagnola (ten zuiden van Turijn), Santhià en Demonte (ten zuidwesten van Cúneo) (Claretta, Storia della Reggenza II, p. 122-124, en Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 40).
-
voetnoot45
- Verrua en Crescentino, strategische plaatsen aan de Po.
-
voetnoot46
- César de Choiseul, graaf van Du Plessis-Praslin, bevelhebber van de Franse regimenten en compagnieën in het leger van prins Tommaso Francesco van Savoye, vertrok naar het front in Catalonië (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 343-348, en ‘Brieven van Willem van Liere’, in Kronijk HG 17(1861), p. 273).
-
voetnoot47
- De terugkeer van kardinaal Achille d'Estampes-Valençay (supra, n. 13) was het gesprek van de dag in Parijs; vgl. Mémoires de Montglat II, p. 2-4: ‘Tout l'hiver se passa en bals, ballets,
comédies et réjouissances, qui furent un peu troublés par la venue du cardinal de Valencey, qui arriva à Paris lorsqu'on s'y attendoit le moins’.
-
voetnoot48
- De Zweedse koninklijke commissaris Marc Duncan de Cerisantes deed een beroep op Sébastien Cramoisy voor de uitgave van zijn Ode ad eminentissimum cardinalem Julium Mazarinum, in serenissimae ... principis Christinae Suecorum, Gothorum et Vandalorum reginae effigiem ipsi donatam, Parijs 1645 (Parijs, Bibl. Nat., Yc. 139).
-
voetnoot49
- De Parijse raadsheer Claude Sarrau oordeelde minder negatief over de dichtkunst van de Zweedse commissaris: ‘Monsieur le Cardinal Mazarin ayant demandé à Monsieur de Cerisantes le pourtraict de la Royne de Suede, il le lui envoia avec une ode latine de plus de cent vers. Elle a esté trouvée exquise, iudicieuse et elegante, encores que quelques raffinez y veuillent trouver à reprendre comme les belles choses sont plus enviées que les communes et mediocres’ (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau III, p. 38-40). Zie ook no. 7319, en Brandt-Cattenb., Leven II, p. 399.
-
voetnoot50
- Deze passage ontbreekt in Grotius' brief aan de gevolmachtigden Johan Oxenstierna en Johan Adler Salvius (no. 7297). De Zweedse theoloog en oriëntalist Jonas Hambraeus, predikant van de lutherse gemeente te Parijs, had borg gestaan voor Zweedse ‘touristen’ die door het verbreken van het scheepvaartverkeer met Stockholm in financiële problemen waren geraakt (SBL XVIII, p. 82-83). Sindsdien lieten de schuldeisers hem niet meer met rust (nos. 6861 en 7028 (dl. XV)).
|