Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, eerste raid in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port.
In dorso schreef Reigersberch: Den 2 Martii 1645 broeder de Groot uyt Paris.
|
-
voetnoot1
- Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 40 l. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Mogelijk tezamen met 7346.
-
voetnoot2
- Alleen de Staten van Holland waren bereid een offer te brengen aan een wapenvereniging met de Zweden tot ‘versekeringh van de veyligheyt en vrijheyt van de scheepvaart en koophandel in d'Oost en Noord-Zee’ (art. 1 van het Zweeds-Staats verdrag van 1/11 september 1640).
-
voetnoot3
- ‘Een hoeck te boven zeilen’, in de betekenis van ‘een lastige klip voorbijzeilen’ (WNT III, 1, kol. 847). De afgevaardigden van Zeeland - met uitzondering van de vertegenwoordigers van Middelburg en Zierikzee - en de landgewesten vertrouwden liever op het beleid van de prins.
-
voetnoot4
- Nicolaes van Reigersberch zal de Staatse ambassadeurs dr. Andries Bicker en Cornelis van Stavenisse (* 1596 te Zierikzee) uitgenodigd hebben voor een vertrouwelijk gesprek over Zweedse zaken (no. 7320).
-
voetnoot5
- De Staten-Generaal handhaafden hun verbod op Deense wervingen in de Republiek (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 186-187).
-
voetnoot6
- Het Deense dreigement om in Londen hulp te zoeken, had inderdaad ‘gantsch geen apparentie’: het ‘Committee of Both Kingdoms’ was in onderhandeling getreden met de Schotse Zweed Hugh Mouat over een Engels-Zweedse alliantie tegen de koningen van Denemarken en Spanje (CSP Dom. 1644-1645, p. 252, p. 303 en p. 330).
-
voetnoot7
- De Hanzesteden hadden reeds een regeling getroffen voor de afvaardiging van Johann Marquart (Lübeck), Hieronymus Frese (Hamburg) en Albert Beke (Bremen) naar het Zweeds-Deense vredesoverleg te Brömsebro (H.-D. Loose, Hamburg und Christian IV. van Dänemark während des Dreissigjährigen Krieges, p. 110-120).
-
voetnoot8
- Gissingen over het stilzwijgen van kanselier Axel Oxenstierna (no. 7260, en Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 154-155) en de lange duur van het ziekbed van de rijkstresorier Gabriel Bengtsson Oxenstierna (no. 7313).
-
voetnoot9
- Friedrich Wilhelm, keurvorst van Brandenburg, vreesde de jaloezie van koning Wladislas IV van Polen in de zaak van het ‘Zweedse huwelijk’. Omdat een halfzuster van de koning in 1642 een verbintenis was aangegaan met Philipp Wilhelm van Palts-Neuburg
(1615-1690), achtte hij het raadzaam zijn garnizoenen in de Kleefse landen te versterken (no. 6664 (dl. XV), en Urk. u. Act. I, p. 151-152 en p. 866, en V, p. 231).
-
voetnoot10
- De voorbereiding van de campagnes van de Franse en Staatse legers in Vlaanderen. De Franse envoyé Godefroi d'Estrades had met de Staten-Generaal overeenstemming bereikt over de vernieuwing van het ‘traité de campagne’. Het verdrag werd op 10 maart geratificeerd (Het Staatsche leger IV, p. 144; Aitzema (fo) III, p. 3 en p. 43-44; Correspondance d'Estrades I, p. 222-224, p. 230-231 en p. 233-245).
-
voetnoot11
- Grotius onderschatte de kracht van het verzet tegen de prolongatie van het octrooi van de Verenigde Oostindische Compagnie (Res. SH, dd. 18 en 21-28 februari 1645, en Pieter van Dam. Beschryvinge van de Oostindische Compagnie I, deel I, p. 46-47 en p. 60-76).
-
voetnoot12
- De twist met de Portugese ambassadeur Francisco de Sousa Coutinho over de verdeling van de kaneellanden tussen fort Galle en Colombo. De advocaten van de Oostindische Compagnie verleenden hun medewerking aan een compromis over de naleving van het op 12 juni 1641 gesloten Staats-Portugese wapenstilstandsverdrag op het eiland Ceylon (Prestage, The diplomatic relations of Portugal, p. 193-195). Ook in deze zaak verliep de ‘negotiatie’ van de Franse envoyé gelukkig: op 13 maart 1645 kon hij aan kardinaal Jules Mazarin berichten: ‘L'affaire du roy de Portugal avec la Compagnie des Indes est terminée’ (Correspondance d'Estrades I, p. 224-225 en p. 245-246).
-
voetnoot13
- De landgravin van Hessen-Kassel had gaandeweg haar vertrouwen verloren in de goede afloop van de Haagse besprekingen over de Hessische inkwartiering in Oostfriesland. In een brief van 23 januari 1645 deed zij een beroep op de goede diensten van de Franse envoyé. Haar verzoek kwam bij de juiste persoon terecht: op 24 april bracht Godefroi d'Estrades de betrokken partijen - de landgravin, graaf Ulrich II van Oostfriesland en de Staten-Generaal - nader tot elkaar in een accoord over de verlenging van het staakt-het-vuren voor de duur van 10 maanden (Correspondance d'Estrades I, p. 217, p. 224-225, p. 228-229, p. 232, p. 237-247 en p. 253-254, en L. van Tongerloo, in Hess. Jb. Landesgesch. 14(1964), p.
257-258).
-
voetnoot14
- Frederik Hendrik (‘Neef’) en Amalia van Solms hadden in 1641 ingestemd met de verloving van hun dochter Henriëtte Catharina met Enno Ludwig, oudste zoon van Ulrich II, graaf van Oostfriesland.
-
voetnoot15
- De koninklijken troffen in de haven van Weymouth 16 schepens 130 stukken geschut en een grote hoeveelheid wapenen aan. Twee rijk beladen Londense schepen konden niet op tijd uitwijken naar een veiligere haven (‘Brieven van den gezant in Engeland’, in Kroniek HG 25(1869), p. 35-36; Briefw. C. Huygens IV, p. 133 en p. 135, en Gazette 1645, no. 25, dd. 4 maart 1645).
|