gevolgt. Peer AndersonGa naar voetnoot8 heeft het Saxische regiment van Calenberg geruïneert,Ga naar voetnoot9 ligt voor Guben in der Lausnits ende gaet nae desselfs veroveringe nae Bohemen of Moraviën. Den Hessischen generael-major tast Heldrungen noch sterck aen.Ga naar voetnoot10
Naedat de Deenschen wt Judlant terugge sijn geweecken nae hunne quartiren, soude den overste Helm WrangelGa naar voetnoot11 mede gemoveert ende het slot Ripen wederom gerecupereert hebben. Seecker is het dat hij met sijn volck, 4000 te voet en te paerde, te Kiel is aengecomen,Ga naar voetnoot12 in meeninge Pinnenberg te ontsetten.Ga naar voetnoot13 Maer also den graeve Pents de belegeringe alrede verlaeten hadde, mochte het wel Rensburg, Itzehoe of eene andere plaetse gelden. Den voornoemden graeve is van het slot Pinnenberg met sijn volck in groote confusie opgebroocken, eendeels door vrese van des generael-majors Coningsmarck compste,Ga naar voetnoot14
anderdeels door een accident dat sich heeft toegedragen. Een soldaet, bij een bosch verlooren schildwachtGa naar voetnoot15 houdende, hoorde het gebrul van drie stieren, die bij geval in het bosch tsamen gecoomen waaren. De schildwacht niet weetende wat het was ende sich imaginerende het gedrom van veele trommelen, liep tot den naesten schildwacht, ende sij twee tot de hooftwacht, roepende alarm, alarm, waerop soo een terror panicus volgde dat de soldaten niet te houden en waaren ende confuselijck verliepen. Selfs graeve Pents, gebeden werdende te willen wachten totdat men imant van den vijant sagh, wilde geen gehoor geven ende heeft sich nae Gluckstad in sijn gouvernement begeven, soodat drie stieren hem van dese belegeringe hebben gejaegt, die hij in wederwille van den aertsbisschop van Bremen hadde aengevangen. Staet oock te noteren dat Coningsmarck doens noch wel 30 mijlen vandaer was, op de andere zijde noch van d'Elve. Tsedert is den voorssegde heere generael-major Coningsmerck met 6000 man te voet en paerd bij Boitsenburg aengecomen; gaet apparentelijck in Holstijn of Bremen. Den aertsbisschop heeft getracht eenigh volck
| |
Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 27 Febr.
|
-
voetnoot1
- Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 13, 164. Niet ondertek. De brief is van de hand van Spirings secretaris Pieter Pels.
-
voetnoot2
- De geruchten over een veldslag in Bohemen (no. 7315). Enkele Duitse koeriers meldden zelfs de totale vernietiging van het leger van de keizerlijke veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen (Gazette 1645, no. 222, dd. 25 februari 1645).
-
voetnoot3
- Aartshertog Leopold Wilhelm van Oostenrijk aanvaardde bij aankomst in Praag (24 januari) het hoge bevel over de keizerlijke, Beierse en Saksische legers in Bohemen (Gazette 1645, nos. 17 en 21, dd. 11 en 18 februari 1645). De Witte Berg wees hij aan als verzamelpunt van de versterkingen: 5000 keizerlijken uit de Hongaarse regimenten van Johann, graaf van Götz(en), 5000 Zwabisch-Beiersen, 1000 Saksische ruiters en 2000 keizerlijken uit Frankenland, in totaal 9500 ruiters en 3500 infanteristen (Doc. Boh. VII, p. 172 no. 501, en Gazette 1645, no. 24, dd. 4 maart 1645).
-
voetnoot4
- De tweeduizend keizerlijke infanteristen die op 8 januari kans hadden gezien om de kwartieren van Matthias, graaf Gallas, in de ‘Neustadt’ van Maagdenburg te ontvluchten, werden bij aankomst in Praag onder de orders geplaatst van de keizerlijke veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen (Doc. Boh. VII, p. 175 no. 511).
-
voetnoot5
- De Zweedse veldmaarschalk Lennart Torstensson versterkte zijn positie aan de Ohře (Eger). Zijn soldaten namen bezit van de plaatsen Chomutov (Komotau), Kadaň (Kaaden), Žatec (Saaz) en Louny (Laun) (Doc. Boh. VII, p. 171 no. 499 en p. 173 no. 506).
-
voetnoot6
- De burgers van Most (Brüx) weigerden met de Zweden te onderhandelen over de capitulatie van hun stad en vesting (Gazette 1645, no. 24, dd. 4 maart 1645).
-
voetnoot7
- Generaal-majoor Axel Lillie, bevelhebber van de Zweedse troepen in Pommeren, vice-gouverneur in Meissen en stadscommandant van Leipzig, onderhield de verbindingen met het leger van veldmaarschalk Lennart Torstensson (Gazette 1645, no. 23, dd. 25 februari 1645).
-
voetnoot8
- De Zweedse cavalerist Per Anderssan (Linderoth) had de belegering van Wołow (Wohlau) in overweging genomen (Gazette 1645, no. 222, dd. 25 februari 1645). Zijn krijgsplan kon in verband met de kritieke situatie in de Zweedse garnizoensstad Olomouc niet ten uitvoer worden gebracht; vgl. de Gazette 1645, no. 29, dd. 18 maart 1645: ‘Les Suédois qui sont dans la Silésie sous le Colonel Pierre Anderson, s'assamblent aussi, pour aller, comme on croid, secourir ladite vil(l)e d'Olmuts’.
-
voetnoot9
- Het Saksische regiment van kolonel Kurt Reinicke von Callenberg († 1672) was op weg naar het front in Bohemen. De meeste soldaten ontsnapten aan de Zweedse hinderlaag bij Guben (ten noorden van Cottbus); vgl. Doc. Boh. VII, p. 195 no. 571 en p. 200 no. 590.
-
voetnoot10
- De Hessische generaal-majoor Johann Geyso zette na zijn krijgstocht tegen het keizerlijke expeditieleger van Matthias, graaf Gallas, koers naar de Wetterau (Hessen) (Gazette 1645, no. 16, dd. 4 februari 1645). In de derde week van januari verscheen hij voor de muren van de vesting Heldrungen, ten noorden van Weimar (Gazette 1645, nos. 21, 23, 25 en 26, dd. 18 februari, 25 februari, 4 maart en 11 maart 1645).
-
voetnoot11
- De Zweedse kolonel Helmut Wrangel had een aanval van de Deense bevelhebbers Frederik, administrator van het aartsbisdom Bremen, maarschalk Anders Bille (Bilde), generaal-majoor Frederick von Bauer en kolonel Claus Ahlefeldt op zijn steunpunten in Jutland (Ribe en Middelvaart (Middelfart)) afgeslagen (Gazette 1645, 222, dd. 25 februari 1645).
-
voetnoot12
- In de tweede week van februari koos de Zweedse kolonel positie in Eckernförde, ten noordwesten van Kiel (Gazette 1645, no. 24, dd. 4 maart 1645).
-
voetnoot13
- Graaf Christian von Pentz, gouverneur van Glückstadt, had onvoldoende rekening gehouden met de strijdlust van de Zweedse garnizoenssoldaten in Pinneberg (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 611, en Gazette 1645, nos. 222 en 24, dd. 25 februari en 4 maart 1645).
-
voetnoot14
- Het bericht dat het expeditieleger van de Zweedse generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck, in aantocht was. In werkelijkheid waren de Zweden op weg naar het aartsbisdom Bremen: na Boizenburg (aankomst op 11 februari) marcheerden zij langs de zuidoever van de Elbe (Harburg) naar Buxtehude en Stade (Gazette 1645, nos. 24 en 26, dd. 4 en 11 maart 1645).
-
voetnoot15
- ‘Verlooren schildwacht’, een wacht die te ver van zijn eigen leger is geplaatst (WNT XX, 1, kol. 1000-1001).
-
voetnoot16
- De inwoners van Stade hielden de stadspoorten gesloten voor het militaire gevolg van de administrator-aartsbisschop Frederik van Bremen (Gazette 1645, no. 24, dd. 4 maart 1645).
-
voetnoot17
- Generaal-majoor Karl Gustav Wrangel, bevelhebber van de Zweedse oorlogsvloot te Wismar, keerde op 28 januari/7 februari terug van het beraad in het Zweedse hoofdkwartier te Zeitz (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 605-614, en Gazette 1645, no. 24, dd. 4 maart 1645).
-
voetnoot18
- De Franse gevolmachtigde Claude de Mesmes, graaf van Avaux, was in de avond van de 4de februari in Osnabrück gearriveerd. Het overleg met de Zweedse gevolmachtigden Johan Oxenstierna en Johan Adler Salvius over het ‘vredeswerk’ (negotium pacis) nam vijf dagen in beslag.
-
voetnoot19
- De aanhouding van de lijkstoet van de Portugese gevolmachtigde dr. Rodrigo Botelho de Moraes. Aanvankelijk rechtvaardigden de keurvorstelijke gevolmachtigde Franz Wilhelm von Wartenberg, bisschop van Osnabrück, Minden en Verden, en de keizerlijk-Westfaalse bevelhebber Gottfried Huyn, graaf van Geleen, het optreden van de keizerlijke ritmeester Wolff (Wulff) en de inbeslagname van de Portugese goederen ‘comme bonne prise’; vgl. nos. 7301 en 7302.
-
voetnoot20
- De Zweedse gevolmachtigden hadden over het hoofd gezien dat de Straatsburgers tegelijkertijd (30 december 1644/9 januari 1645) de ‘neutrale’ bemiddeling van de Osnabrücker stadssecretaris Johann von Essen hadden ingeroepen. Diens tussenkomst had meer succes: op 28 januari lag de keizerlijke vrijgeleidebrief voor de Straatsburgse delegatie reeds voor verzending gereed (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 171-172).
-
voetnoot21
- De Spaanse gevolmachtigden don Diego de Saavedra y Fajardo en Antoine Brun kregen op 31 januari hun verbeterde volmachten aangereikt (Acta pacis Westphalicae; Diarium Volmar I, p. 267-270, en Colección de Documentos Inéditos LXXXII, p. 511-513).
-
voetnoot22
- Koning Philips IV van Spanje stelde zijn Munsterse delegatie tegelijkertijd op de hoogte van de aanwijzing van drie nieuwe gevolmachtigden: Ramiro Núñez de Guzmán, hertog van Medina de Las Torres, oud-onderkoning van Napels, en de onderhandelaars Gaspar de Braccamonte y Guzmán (1595-1676), graaf van Peñaranda, en Joseph de Bergaigne (1588-1647), bisschop van 's-Hertogenbosch en gedesigneerd aartsbisschop van Kamerijk; zie no. 7301.
|