Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 16
(2000)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd7278. 1645 januari 27. Van P. Pels.Ga naar voetnoot1Mijnheer, Ick hope dat u. Exc.cie mijnne vorgaende brieven sult ontfangen hebben.Ga naar voetnoot2 Daer en is sedert niet sunders gepassert. Tegens aenstaende Augusto wort gereassumeert de convocacie tot vereeniging der christenheyt.Ga naar voetnoot3 Ondertuschen is in openen druck uytgegeven hetgene wat daeronder gesogt wort, met beloften dat dor discort de roomsche groot vordeel daeruyt trecken sullen, sijnde sulckx aen den roomschen stoell clarlijck te verstaen gegeven. In somma, hoe meerder moyte, hoe minder bevoorderinge. De tractaeten tuschen Sweden en Dennemarcken sijn nogh verder ofte langer opgeschovenGa naar voetnoot4 ende worden ten aensien van de Sondt vor seer swaer gehauden.Ga naar voetnoot5 Het overgaen | |
van de heeren extraordinaire ambassadeurs uyt Sweden naer Hollandt sall naer alle aparencie anlaydinge tot eene groote veranderinge veroorsaacken.Ga naar voetnoot6 Ick bidde niet qualijck te nemen dat ick u. Exc.cie yets importuneere over mijnnen particulieren staet. De occasie die mij daertoe moveert is dat ick uyt Hollandt brieven ontfange dat monsieur le baron d'Avaugour,Ga naar voetnoot7 die een regiment cavallarie in de Torstensonse armee voert, naer Parijs in orlogh-expediciën aen sijne Mayesteyt van Vrancrijck versonden is. Ick en twijffele niet hij sall u. Exc.cie de visitte doen ofte gedaen en sonder twijffell mijnder gedacht hebben. Wij hebben hier tsaemen extraordinaire kennisse en vriendschape gehauden. Mijnnen tweeden en jongsten sohn,Ga naar voetnoot8 die tot orlogh ongedebauscheert genegen, heft aengenommen sijnen persoon op te wachten op de liberaele presentacie van hem te presenteeren naer ingenommene inspeccie het regiments cornet daertoe hij hem nu dor allerhande exerceciën gereetmaackt. Wat nu mijnnen autsten sohn aengaet, die compt uyt Den Haghe mij vergeselschapen.Ga naar voetnoot9 U. Exc.cie is sijn humeur en condicie bekendt. Ick saude, waer het mogelijck, hem gerne bij levende lijve mijnne plaetse doen succedeeren, want naer mijnne doot sulckx niet geschiedende, saude den besten tijt met een groot deel van sijne fortuin verloren sijn. Tot dit warck te pousseeren weette ick dat sijn Exc.cie de heer rijxcantz[le]r mij gunstigh voegen sall.Ga naar voetnoot10 De naerdere aliancië[n] tuschen Sweden met ons landt geven te meerder occasie. In Hollandt vermagh den grooten tresorier veel.Ga naar voetnoot11 Ick en weette niet anders u. Exc.cie is speciael met hem bekendt, mijnheer den raetsheer Rijgersbergen plocht grootte famillariteyt met hem te hauden; hij is mij ooc geaffeccioneert. Nu verseckere ick mij niet alleen van u. Exc.cie gunste aen mijnne persoon, maer ooc aen dien die u. Exc.cie broot geëten en de eere van u. Exc.cie heuys ontfangen heft. Konder nu wat inne gedaen worden, dat stelle ick tot u. Exc.cie goet belaydt en prudencie, blijvende, mijnheer, u. Exc.cie ootmoedege diener,
| |
17/27 Ianuario 1645, Dansick. | |
Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 21 Febr. 1645. |
|