7286. 1645 januari 30. Van W. de Groot.Ga naar voetnoot1
Frater optime,
Blavium Hagae aut esse aut fuisse intelligo, sed quia me non convenit nihil certi possum scribere,Ga naar voetnoot2 quod sicubi eum reperero non desinam hortari ad editionem Anthologiae. Pro voto quod pro filiis meis facis gratias summas habeo.Ga naar voetnoot3 Puto te illos visuros intra biennium, si Deus nobis vitam concesserit et ipsi ut par est allaborent.
Gallorum artes sunt qui cognoscant, sed foederis nexus tam est arctus,Ga naar voetnoot4 ut nostri sine Gallis nullas cum HispanoGa naar voetnoot5 conditiones inire audeant. Parlamentariorum in Anglia rabies iam in nervum erupit, caeso archiepiscopo Cantuariensi,Ga naar voetnoot6 cuius constantia in vita et morte in aeterna erit memoria.
Nuper mihi hos versus tradidit Cornelius Boyus,Ga naar voetnoot7 poeta non vulgaris et nostri amans, qui et Utenbogardum publico encomio decoravit.Ga naar voetnoot8 Is libenter sive epigramma sive epistolium a te haberet, neque indignus est cui id honoris habeas. Brasserus adhuc quaerit epistolam tuam, quando exemplaria amplius non prostant, et quidem sperat se
| |
eam e Drentia accepturum.Ga naar voetnoot9 Is mihi nuper narravit obiectum sibi a Reigersbergio, quod te cum hic esses non visitasset, se vero cum id in animo haberet a consulibus Delfensibus inhibitum,Ga naar voetnoot10 ne communis causa eo nomine apud inimicos maiore laboraret invidia.
Bickerus et Stavenessius multa hic de virili reginae Suedicae animo et exercitiis praedicant, ipsi vero se ad conventum, redituros simulant,Ga naar voetnoot11 cum interim a regina torquibus aureis donati sint.Ga naar voetnoot12
Deus te, tuam, tuos nostrosque omnes diu servet incolumes,
tibi obsequentissimus frater,
Guilielmus Grotius.
| |
Adres: A monsieur/monsieur Grotius, ambassadeur de la reine et couronne de Suede, à Paris. 16 st. tout 6 ll. 18 st.
Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 7 Febr.
En in dorso: 30 Ian. 1645 W. de Groot.
|
-
voetnoot1
- Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 24, 276. Eigenh. oorspr. Antw. op no. 7266.
-
voetnoot2
- Willem de Groot vreesde dat de Amsterdamse drukker-uitgever dr. Joan Blaeu de uitgave van de Anthologia Graeca (BG no. 534) op dezelfde lange baan zou schuiven als de herdruk van Grotius' De iure belli ac pacis (BG no. 572); vgl. no. 7036 (dl. XV).
-
voetnoot3
- Een woord van dank voor de uitnodiging aan de rechtenstudenten Johan en Jacob de Groot om hun studies af te sluiten met een bezoek aan Parijs.
-
voetnoot4
- De Staten-Generaal waren in art. III van de Frans-Staatse ‘alliantie offensive ende defensive’, dd. 1 maart 1644, de verplichting aangegaan om geen vrede of bestand met de Spaanse kroon te sluiten ‘dan gesamentlick ende met een gemeene bewilling’ (Aitzema (fo) II, p. 962-963, en Poelhekke, De Vrede van Munster, p. 1-2 en p. 136).
-
voetnoot5
- De verleiding tot afzonderlijke Staats-Spaanse onderhandelingen was groot. In november 1644 stuurde de Zuidnederlandse ‘gouverneur civil’ Manuel de Moura y Corte Real, markies van Castel Rodrigo, zijn raadsheer Antonio Galla de Salamanca, heer van Noirmont, naar de Republiek (Poelhekke, De Vrede van Munster, p. 179-186).
-
voetnoot6
- De terechtstelling van William Laud (1573-10/20 januari 1645), aartsbisschop van Canterbury, op Tower Hill (Ch. Carlton, Archbishop William Laud, Londen-New York 1987, p. 224-226). In zijn depêche van 20 januari 1645 maakte de Staatse extraordinaris ambassadeur Johan van Reede van Renswoude het nieuws bekend: ‘Desen dagh is hier onthalst den bisschop van Canterburgh’ (Briefw. C. Huygens IV, p. 119-120).
-
voetnoot7
- Het gedicht ontbreekt. Mr. Cornelis Boey (1611-1665), advocaat in Den Haag, vriend van Willem de Groot (no. 6775 (dl. XV)), hoopte waarschijnlijk op een geleerde aanbeveling van zijn dichtbundel Theant(h)ropologia, Leiden 1645 (Briefw. C. Huygens IV, p. 125 en p. 180, en NNBW I, kol. 382-383).
-
voetnoot8
- Zie de gedichten geschreven op het overlijden van de remonstrantse theoloog Johannes Wtenbogaert († 4 september 1644) (Rogge, Bibliotheek der remonstrantsche Geschriften, stuk I, afdeeling I, p. 104, en Wtenbogaerts autobiografie Leven, kerckelijcke bedieninghe ende zedighe verantwoordingh .... Alles bij hem selven beschreven ... bevestight met verscheyden bewijsen, acten, ende munimenten, daer toe dienende, p. 523-529).
-
voetnoot9
- Mr. Govert Brasser, raad en thesaurier-generaal ter Generaliteit, was nog steeds op zoek naar een exemplaar van Grotius' brief aan Benjamin Aubéry du Maurier, dd. 13 mei 1615 (no. 402 (dl. I)). Misschien had de Drentse drost Rutger van den Boetzelaer († 1668), heer van Toutenburg en Batinge (NNBW VII, kol. 155-157), hem de toezending beloofd van de uitgave Hugonis Grotii epistola De studio politico vel iuris publici recte instituendo, Uppsala 1626 (BG no. 482, nos. 483-486 en no. 494).
-
voetnoot10
- Nicolaes van Reigersberch sprak met mr. Govert Brasser over het verblijf van Grotius in het Amsterdamse grachtenhuis van diens broer Joost (december 1631-april 1632) (no. 1708 (dl. IV), no. 1763 (dl. V), en Brandt-Cattenb., Leven I, p. 424-442). Zijn gesprekspartner vroeg begrip voor de delicate positie waarin hij destijds verkeerde: als pensionaris van Delft was hij gehouden aan de instructies van zijn lastgevers.
-
voetnoot11
- De Staatse ambassadeurs dr. Andries Bicker en Cornelis van Stavenisse waren op 25 januari in Den Haag gearriveerd. De volgende dag stelden zij de Statenvergadering officieel in kennis van de redenen van hun overkomst uit Stockholm (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 176-178).
-
voetnoot12
- Koningin Christina erkende de goede diensten van de Staatse ambassadeurs Jacob de Witt, dr. Andries Bicker en Cornelis van Stavenisse. Bij hun afscheid (november 1644) schonk zij ieder van hen een gouden keten ‘met een medallie van haere Majesteyts effigie daeraen hangende verciert met eenige diamanten’ (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 139).
-
voetnoot13
- Het gedicht op de dood van de aartsbisschop van Canterbury is weggescheurd.
|