Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 16
(2000)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd7232. 1645 januari 6. Van P. Pels.Ga naar voetnoot1Mijnheer, U. Exc.cie aengenaeme missive van 26 November hebbe ontfangen. Over de conferencie in matterie van religieGa naar voetnoot2 blijft alles berusten tot midden in den sommerGa naar voetnoot3 en op den aen- | |
staenden rijxdagh sall daer ooc breeder van gesprocken worden.Ga naar voetnoot4 Ick en hebbe daer geene andere opinie van als niet daervan te succederen ofte ten minsten dissencie onder de evangelische. Wat kan daervan te hopen sijn, als gereformede, lutterse en sociniaenen met lasteren en schelden soo crom als hoeffijsers in eenen sack liggen? Watter passeert, daervan sall ick u. Exc.cie pertinent bescheet geven. Ick verwachtte tegens prima vera mijnen autsten sohn Pitter tot mijnder assistencie in dese landen.Ga naar voetnoot5 Ick gaen met die gedancken ome ofte hij niet en saude konnen mijnne vocacie succederen.Ga naar voetnoot6 Saude dat qualijck genommen worden als ick sijn Exc.cie de heer rijxcantz[le]r in Sweden tot interposicie gebruyckte? Kan u. Exc.cie daertoe yet contribueeren? Ick bi(dde) mij sijnen goeden raet te particeperen. 2 extraordinaire a(mbassadeurs) uyt Sweden, namentlijck de heer Bicker en Stavenes,Ga naar voetnoot7 sijn dor storm en onweder genootsackt geweest van hier te landen ome over Lubec te gaen naer 't vaderlandt.Ga naar voetnoot8 Den ambassadeur van Dennemarcken,Ga naar voetnoot9 die hem hier ophaut tot den aenstaenden Polsen rijxdagh, haut het vor eene quade indicie van niet met haer schip van orlogh over Denne(marcken) te gaen; concludeert naerdere aliancie in prejudicie van sijnen coning. Graff Voldemaer blijft nogh in der Mosc(ouw) in eenen graed sonder aparencie niet soo haest vandaer te geraacken.Ga naar voetnoot10 De saacke van Engelandt loopt despe[raet]. Den ertsbuschop van CanterburriGa naar voetnoot11 | |
hadde all sijne senten(ciën) conforme den goeden grave Strafffort.Ga naar voetnoot12 De presbittrale v(ergade)ringe van 't sinodus tot Westmunster veroorsackt groote verbitteringe.Ga naar voetnoot13 Ick vreese dat uyt die questie ofte uyt die acten de voncken van tweedracht ooc sullen in Holla(ndt) vliegen. VoetiusGa naar voetnoot14 cum suis willen 't schaep soo suyver(en) datter niet op te seggen valt, all saude het altemael tot huspott verdisputteert worden. Ick sien die saacken met droeffheyt aen, considererende die tweedrachtige christen(en): sauden die lieden die soo obstinaet sijn well extraordinaire corr(espon)dencie in den hemell hebben? Soo niet, soo sijn se vorwaer oorsaacke dat dor den brand van orlogh menigh rijck man tot beddeler wort. Dat en kan in de lengere geen lieffde setten. Als alle de blinde malcanderen in de grouve sullen geworpen hebben, soo sullender ja nogh spectator(en) overblijven. Ick ben, mijnheer, u. Exc.cie ootmoedige diener,
| |
6 Ianuario 1645, Dansick.
Ick wensche u. Exc.cie neffens madame en alle sijne kinderen een glucksaligh nieuwjaer. | |
Adres (in een onbekende hand): Sijn Excellentie, mijnheere Hugo de Groot, etc., etc., ordinarie ambassadeur van haere coninglijke Mayesteit ende croone Sueden aen 't hoff van sijne Mayesteit van Vranckrijck, tot Paris. 16 st. Port de Hamborg 6 st. Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 2 Febr. 1645. En in dorso: (...) Pels. |
|