Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 16
(2000)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd7116. 1644 oktober 29. Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1 | |
Denzelven brief [van 29 oktober] aan zijn zwager begon hij met deze woorden: | |
De koninginne-regente is hier weder gekomen in 't koninglijk paleis,Ga naar voetnoot2 alwaar de kardinaal Mazarini mede is gelogeert,Ga naar voetnoot3 om geduurende zijne zwakheit niet van nooden te hebben te gaan van de eene plaats naar de andere. De hartog van Orleans, de prins van CondéGa naar voetnoot4 en de hartog van AnguinGa naar voetnoot5 zijn hier mede. Eergisteren heb ik de gelukwensching gedaan aan de koninginne-regente van de groote conquesten in Duitslandt,Ga naar voetnoot6 geprezen de goede ordre en ook de brieven bij haar Majesteit geschreven aan de princen van het Rijk;Ga naar voetnoot7 en aangedrongen het vermeerderen van het leger in Duitslandt. | |
De Fransche veroveringen sterkten hem met reden in de goede verwachting voor het Paltzische huis. | |
De koninginne-regente ... heeft den marquis van BadenGa naar voetnoot8 in zijn goet herstelt; waarom hoop is dat zulks ook aan den keurvorst Paltsgraaf zal geschieden, en word daarover dagelijks in den raad overleg gehouden.Ga naar voetnoot9 | |
't Geen hij nevens verscheidene aanmerkelijke zaken verder in dien brief schreef, leest men met deze woorden: | |
Het schijnt dat men hier goede verzekering wil hebben dat zijn keurvorstelijke Hoogheit haar met de zaken van het parlement van Engelandt niet zal bemoeien.Ga naar voetnoot10 | |
Innocentius den X ... liet ... terstont op zijne muntGa naar voetnoot11 dit opschrift stellen: | |
Fiat pax in virtute sua - daar worde vrede in zijne kracht -.Ga naar voetnoot12 |
|