Glukstadienses excurrit. Wittenbergius adhuc se Hamburgi accingit,Ga naar voetnoot5 quem brevi speramus Danos intra castella compulsurum. Bremensis episcopus tentabat Rensburgum recipere cum 4 millibus,Ga naar voetnoot6 sed mox non sine iactura retrocedere cogebatur. Elector Brandeburgensis splendidam legationem ad Torstensonium misit.Ga naar voetnoot7 Suedicae naves 17, quae hinc excurrebant, per octiduum in Albi prope Glukstadium se locaverant et onerarias naves sine vectigalis soliti solutione Glukstadium praeternavigare faciebant.Ga naar voetnoot8 Neque tamen obsessi more suo tormentis easdem infestare audebant, quin potius portum suum palis claudebant. Koningsmarkius legionem caesareanam fudit et se Hassiacis coniungere satagit.Ga naar voetnoot9 Ragoccius, superioris Ungariae et Montanarum urbium dominus,Ga naar voetnoot10 viscera Imperii ingredi nititur.
Legati Monasterienses communicarunt inter se plenipotentias;Ga naar voetnoot11 idem etiam volebant nostri Osnabruggae facere, verum se excusarunt caesareani, quod plenipotentia eorum ad interpositionem Danicam composita erat,Ga naar voetnoot12 quam menstruo spatio se renovaturos praetendunt. Regnorum Suedicae et Galliae legati de loco medio inter Osnabruggam et Monasterium consultant,Ga naar voetnoot13 quo convenire et communicare de nonnullis poterunt. Rosenhanius Osnabruggam rediit.Ga naar voetnoot14 Portugalliae legatus dominus Bothelo Mindae subsistit.Ga naar voetnoot15
| |
Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 19 Maii.
|
-
voetnoot1
- Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 15 (1644, 17). Eigenh. oorspr. Beantw. d. no. 6875.
-
voetnoot2
- In het postscriptum van zijn brief van 2 mei (no. 6843) toonde Harald Appelboom zich verheugd over de aankomst van een postzending uit Zweden.
-
voetnoot3
- De oversteek over de Kleine Belt naar de eilanden Funen en Seeland was alleen te verwezenlijken met steun van een oorlogsvloot Zodra de schepen van Louis de Geer voor de westkust van Jutland verschenen, gaf de Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson zijn musketiers opdracht om alvast scheep te gaan (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 57, p. 90 en p. 303, en ‘Brieven van Louis de Geer’, in BMHG 29(1908), p. 261).
-
voetnoot4
- Een uitval van het regiment van de Zweedse hoofdofficier Friedrich, landgraaf van Hessen-Eschwege. Omdat de landgraaf zijn been had gebroken, moest hij het bevel aan de regimentsoudsten overlaten; vgl. no. 6820, en Urk. u. Act. I, p. 601.
-
voetnoot5
- De Zweedse generaal-majoor Arved Wittenberg von Debern zou met 9000 man ten strijde trekken tegen de Deense garnizoenen van Glückstadt en Krempe (Gazette 1644, no. 50, dd. 14 mei 1644).
-
voetnoot6
- De Deense prins Frederik, aartsbisschop van Bremen, had zich door zijn vader laten benoemen tot generaal. In zijn hoofdkwartier te Glückstadt werkte hij aan de vorming van een legermacht van 18000 man (Gazette 1644, no. 50, dd. 14 mei 1644).
-
voetnoot7
- Begin mei verschenen in Hamburg drie Brandenburgse gezanten (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 399). Kolonel Georg Ehrentreich von Burgsdorf (1603-1656) zou met de Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson spreken over de ontruiming van de garnizoenen in de Mark Brandenburg; de twee anderen, de vredesbemiddelaar Werner von der Schulenburg en een niet nader genoemde afgezant, zochten in Hamburg juwelen uit om koningin Christina ten geschenke te geven (Urk. u. Act. I, p. 598 en p. 601-602).
-
voetnoot8
- Eind april arriveerden 17 schepen van de hulpvloot van Louis de Geer in de monding van de Elbe. Zij boden schepen van andere naties bescherming aan tegen de tolgaarders van het Deense garnizoen van Glückstadt (Gazette 1644, no. 53, dd. 21 mei 1644). Een week later openden de Denen het vuur op de
schepen (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 302-303).
-
voetnoot9
- Het Zweedse expeditieleger van generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck, had Halle verlaten. In de omgeving van Halberstadt zou het aansluiting krijgen met Hessische eenheden onder bevel van Johann Geyso (Gazette 1644, no. 53, dd. 21 mei 1644, en Doc. Boh. VII, p. 98 no. 255 en p. 104 no. 281).
-
voetnoot10
- De keizerlijken hadden het offensief van de Zevenburgse vorst György I Rákóczi tot stilstand gebracht. Alleen in de omgeving van de ‘Bergstädte’ (mijnbouwsteden) Kośice (Kaschau) en Preśov (Eperies) werd nog hevig gevochten (Doc. Boh. VII, p. 92 no. 233).
-
voetnoot11
- In Munster hadden de keizerlijke, Franse en Spaanse gevolmachtigden reeds de beschikking gekregen over elkanders volmachten; vgl. no. 6834.
-
voetnoot12
- De keizerlijke gevolmachtigden Johann Weichard, graaf van Auersperg, en Johann Baptist Krane waren niet ingegaan op het voorstel van de Zweedse gevolmachtigde Johan Adler Salvius om de ceremonie van de uitwisseling van de volmachten te laten plaatsvinden op een neutrale plaats in Osnabrück. De verantwoording voor een plechtigheid zonder de aanwezigheid van een Deense ‘onpartijdige derde’ durfden zij niet op zich te nemen.
-
voetnoot13
- Problemen waren gerezen bij het vaststellen van een plaats waar de Zweedse gevolmachtigden hun Franse collega's Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien konden ontmoeten. Verscheidene voorstellen waren al ingediend: Ladbergen, Harkotten, Glandorf, het klooster Vinnenberg en Iburg.
-
voetnoot14
- Schering Rosenhane, Zweeds resident te Munster, had een bezoek gebracht aan het legerkamp van de Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson in Haderslev.
-
voetnoot15
- De Portugese gevolmachtigde dr. Rodrigo Botelho de Moraes wachtte in Minden op een Zweeds escorte dat hem naar Osnabrück zou brengen.
-
voetnoot16
- In april had de koopvaardijvloot moeten uitvaren. Tot groot ongenoegen van de Admiraliteiten van Amsterdam en het Noorderkwartier lieten de Staten-Generaal een afkondiging van een algemene zeildag afhangen van het tijdstip waarop de Staatse convooivloot naar de Sont gereed zou liggen in het Vlie. Het wachten zou tot 7 juli duren (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 50-53).
-
voetnoot17
- Frederik Hendrik zag erop toe dat de instructies die de Staten-Generaal opstelden voor hun vredesmissies naar de hoven van koning Christiaan IV en koningin Christina geen bepalingen zouden bevatten die tegen zijn gevoelens van onpartijdigheid indruisten (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 65-69).
-
voetnoot18
- De Zeeuw Maerten Thijssen voerde het bevel over de hulpvloot van Louis de Geer. Op 25 april kon Petter Spiring Silvercrona reeds berichten dat de eerste ‘prijse’ - een Deens scheepje met hout en dakpannen - naar Amsterdam was opgebracht; vgl. no. 6835.
|