Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 15
(1996)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd6828. 1644 april 23. Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, Ick dancke God vanwegen de beternisse van suster Reigersberg.Ga naar voetnoot2 Wij moeten zien hoe de Staten-Generael zullen willen dat haere schepen den tol betaelenGa naar voetnoot3 ende wat voorslagen zij zullen doen tot de vrede tusschen Swede ende Denemark.Ga naar voetnoot4 't Oorlogh schijnt daer langer te zullen duiren dan men gemeent had. 't Is wonder dat d'heer Gunter tot voorcoming van daetelijckheit niet en presenteert eenige moderatie op den tol.Ga naar voetnoot5 't Engelsche parlement vind zich te zeer gestijft door. de Schotten ende doordien zij zien dat den coning de hoope van hulp van buiten is afgesneden.Ga naar voetnoot6 | |
[pagina 346]
| |
Ga naar voetnoot6 De daden der Sweden in | |
Duitschlant zijn noch vigoureux, zoo in Silesië als in Misne.Ga naar voetnoot7 't Uitstellen van 't octroi voor de Oostindische CompagnieGa naar voetnoot8 doet de participanten veele schade ende buiten twijffel zullen eenige coopers van actië[n] daerdoor werden geruïneert. Ick bidde uEd. wat naerder te willen onderzoecken de situatie van de nieus gevonden passage in 't zuide.Ga naar voetnoot9 Die van Chyly, wapenen ende bevelhebbers becomende van Hollant, zullen aen de Spaignaerden veel quaeds connen doen.Ga naar voetnoot10 Ick hoor dat boven de questie in GelderlantGa naar voetnoot11 oock groote twist is tuschen de stadt Groningen ende de Ommelanden.Ga naar voetnoot12 't Is mij lief dat den arbeit van monsieur de Geer wel succedeert.Ga naar voetnoot13 Monsieur de La Tuillerie magh wel seeckering maecken van niet haest weder in Den Hage te comen.Ga naar voetnoot14 23 April 1644. | |
In dorso staat in een onbekende hand: Den 23 April 1644. |
|