Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 15
(1996)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd6744. 1644 maart 5. Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, Mij dunct dat zoo men op de eerteickenen niet eensch en werdt, de gezanten van de heeren Staten-Generael zouden mogen haere residentie nemen tuschen Munster ende Osnabrug ende zenden dan hier, dan daer.Ga naar voetnoot2 Uit de actie van den grave van Harcourt ziet men dat de coningen bijwijlen iet doen door courtoisie, 'twelck zij niet en willen doen des geëischt zijnde.Ga naar voetnoot3 | |
Ick en heb noch uit Suede geen ordre ontfangen om mij daernae te reguleren in het spreecken van het Swedische oorlogh met Denemarcken.Ga naar voetnoot4 UEd. consideratiën over 'tgunt in Hollant staet te verwachten in dese occurrentie accorderen met de mijne.Ga naar voetnoot5 Ick heb op die materie nu ettelijcke mael nae Sweden ende nae Osnabrug geschreven.Ga naar voetnoot6 In het tractaet van 't jaer 1635 tusschen Vrancrijck ende de Vereenigde NederlandenGa naar voetnoot7 is verzuimt nevens den coning van Vrancrijck oock te noemen de croon, gelijck in ons tractaet is geschiet,Ga naar voetnoot8 ende daer en staet niet claer uitgedructGa naar voetnoot9 dat het verbont zal duiren totdat de Spaignaerden uit [de] Nederlanden zullen zijn gedreven. Oock conde sulcx verhoopt werden in 't leven van den coning, die noch jong was ende apparent lang te leven. Sed hanc litem meam non facio.Ga naar voetnoot10 Mijn huisvrouw zijnde zeer versiect et plethoricaGa naar voetnoot11 is binnen weinigh dagen tweemael gelaeten, eens in den arm met peryckel alsoo de ader niet te vinden en is, vandaegh in de rechterhant, waerom zij nu niet en can schrijven, maer hoopt het te doen de naeste reise. 5 Martii 1644. | |
Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port. In dorso staat in een onbekende hand: Den 5 Maert 1644. |
|