Adres: A monsieur/monsieur de Reigersberg, conseiller au parlement. A La Haie. Port.
In dorso staat in een onbekende hand: Den 16 April 1644.
|
-
voetnoot1
- Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 36j. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Beginnend bij ‘Hier is vrese voor onrust’, copie, afkomstig uit de briefwisseling van Grotius met P. Spiring Silvercrona, aanwezig te Stockholm, RA, E 1015 (bijlage bij een brief van P. Spiring Silvercrona aan J. Oxenstierna dd. 19/29 april 1644).
-
voetnoot2
- Het voorstel was al uitgelekt. Op 2/12 april bracht Matthaeus Wesenbeck, Brandenburgs gezant op de ‘Deputationstag’ te Frankfort, dit vredesplan ter sprake in een brief aan zijn keurvorst (Urk. u. Act. I, p. 848).
-
voetnoot3
- Hertog Maximiliaan I van Beieren was in 1642 accoord gegaan met de restitutie van de Opperpalts, op voorwaarde dat de koning van Engeland of het huis van de Palts hem een schadeloosstelling verleende van 13 miljoen Rijnse guldens (Londorpius, Acta publica V, p. 785, en CSP Ven. 1642-1643, p. 74-76).
-
voetnoot4
- Paris, graaf van Lodron (1586-1653), in 1619 gekozen tot aartsbisschop van Salzburg, werd pas in 1621 door paus en keizer erkend. Zijn bisdom gaf hij niet prijs aan het politieke schaakspel van de grootmachten. Evenmin was hij bereid om de plaats in te nemen van de door de keizer gevangen gehouden Philipp Christoph von Sötern (1567-1652), keurvorst-aartsbisschop van Trier.
-
voetnoot5
- De erkenning van de Zweedse aanspraken op het hertogdom Pommeren was al vastgelegd in de instructie van de Franse gevolmachtigden dd. 30 september 1643 (Acta pacis Westphalicae; Instruktionen, p. 108-109).
-
voetnoot6
- De regering in Parijs had aanvankelijk nog geen standpunt bepaald ten aanzien van de compensatie die keurvorst Friedrich Wilhelm van
Brandenburg moest ontvangen voor het verlies van zijn rechten op het hertogdom. In de onverschilligheid kwam verandering toen de Brandenburgse afgezant Winand Rodt in november 1643 toegelaten werd tot een audiëntie bij koningin Anna van Oostenrijk (Urk. u. Act. I, p. 621-622, en Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 119-120 en p. 586).
-
voetnoot7
- Op 22 maart had Frédéric-Maurice de La Tour d'Auvergne, hertog van Bouillon, de wijk genomen naar Zwitserland. Het nieuws van zijn vlucht werd in de tweede helft van april vrijgegeven (Lettres Mazarin I, p. 663-664; Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 84, en Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 171).
-
voetnoot8
- César de Bourbon, hertog van Vendôme, hield zich schuil in Genève (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 250, en Rott, Hist. représ. dipl. VI, p. 26-30).
-
voetnoot9
- De reis van Bernard de Nogaret de La Valette, hertog van Epernon, gouverneur van Guyenne, naar zijn door armoede en opstand geteisterde gouvernement had enige argwaan opgewekt. Het misverstand ruimde kardinaal Jules Mazarin in een schrijven van 14 april uit de weg (Lettres Mazarin I, p. 661-664).
-
voetnoot10
- In 1643 had Grotius bijgedragen aan de uitvaardiging van de ‘Déclaration portant que les religionnaires jouiront de l'exercice libre et entier de leur religion, conformément aux édits, déclarations et réglemens’; vgl. no. 6297 (dl. XIV), en Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV I, p. 123-132.
-
voetnoot11
- De protestantse maarschalk Jacques Nompar de Caumont (1558-1552), hertog van La Force, in 1643 gehuwd met de 61-jarige Anne, dochter van Philippe du Plessis-Mornay (no. 6282 (dl. XIV)), was in 1621 ontheven van zijn waardigheid van gouverneur van Béarn. Misschien koesterde hij enige hoop op terugkeer (Tallemant des Réaux I, p. 97-106 en p. 787-795). Even teleurgesteld was zijn zoon Armand (ca. 1580-1675), markies van La Force. Nadat hij in het najaar van 1643 gepasseerd was voor de waardigheid van ‘maréchal de France’, trok hij zich op zijn buitenverblijf terug; zie nos. 6501 en 6560 (dl. XIV).
-
voetnoot12
- De wapenschouw in het Bois de Boulogne vond plaats in de middag van de 13de april. De volgende dag (donderdag, 14 april) attendeerde Henri II de Bourbon, prins van Condé, de raadsheren van het Parlement van Parijs op de tentoongespreide harmonie: ‘que s'ils avoient vu le jour précédent le roy, la reyne, Monsieur, luy, M. le duc d'Anguien et M. le cardinal Mazarin dans un mesme carrosse, tous unis ensemble pour le bien de l'Estat et le service du roy, ils ne se contesteroient pas si longtemps une bagatelle’ (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 168-169).
-
voetnoot13
- Vermoedelijk een schermutseling tussen gardesoldaten van de kardinaal en manschappen die in Piemonte onder bevel hadden gestaan van de
gewezen Frans-Savoyaardse bevelhebber Henri d'Orléans, hertog van Longueville.
-
voetnoot14
- De memorie De la fréquente communion van de jansenistische theoloog Antoine Arnauld was verschenen met de instemming van minstens 4 aartsbisschoppen en 12 bisschoppen. Verrast door de felle aanvallen van de jezuïeten, stelden zij een rechtvaardiging op (G. Hermant, Mémoires ... sur l'Histoire ecclésiastique du XVIIesiècle I, p. 267-271).
-
voetnoot15
- De veroordeling van de leer van Cornelius Jansenius, bisschop van Ieper, in de bul ‘In eminenti’ van 6 maart 1642. Op last van de aartsbisschop van Parijs werd de bul op 11 januari 1644 in de kerken afgekondigd. Vier dagen later kwamen de doctores van de Sorbonne in een bijzondere zitting bijeen om advies uit te brengen over de inschrijving van de bul in de officiële registers. Zij schortten hun oordeel op; zie no. 6759. Inmiddels was de bul ook in de Spaanse landen gepubliceerd, tot ongenoegen van de theologen van de universiteit van Leuven. In een brief van 15 maart 1644 waarschuwden zij de doctores van de Sorbonne voor de gevolgen van de drijverijen van de jezuïeten (L. Ceyssens, Sources relatives aux débuts du Jansénisme et de l'Antijansénisme 1640-1643, p. XXXIII-XXXVIII, en G. Hermant, o.c., p. 301-305).
-
voetnoot16
- De voorbereiding van de veldtocht van de ‘generalissimus’ Gaston van Orléans naar het front in Picardië was in volle gang. Een uitgelezen schare vrijwilligers diende zich aan, onder wie Henri II de Lorraine, hertog van Guise, de hertog van Nemours en de graaf van Brion (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 209).
-
voetnoot17
- Het leger van maarschalk Jean, graaf van Gassion, verzamelde zich in Rethel (dep. Ardennes). In de plaatsen Chauny (dep. Aisne), Vitry-le-François (dep. Marne) en Saint-Dizier (dep. Haute-Marne) kwamen de manschappen bijeen die in Picardië en Champagne de wapenen zouden hanteren.
-
voetnoot18
- De Zuidnederlandse gouverneur don Francisco de Melo hoopte op een spoedige aflossing van de wacht. Een verzoek tot afgifte van een paspoort voor zijn terugreis naar Spanje had hij al bij de Franse regering ingediend (Lettres Mazarin I, p. 611). In mei kon hij een deel van zijn legertaken overdragen aan de nieuwe ‘gouverneur des armes’ Ottavio Piccolomini; vgl. no. 6758.
-
voetnoot19
- In Antwerpen wachtte men al enige tijd met spanning op de aankomst van de Spaanse koerier die een wisselbrief ter waarde van 3½ miljoen moest overbrengen; zie 6782.
-
voetnoot20
- De Frans-Weimarse opperbevelhebber Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, bracht in de Franche-Comté contributie bijeen voor de financiering van zijn campagne tegen het Zwabisch-Beierse leger van François de Mercy en Johan van Werth (Lettres Mazarin I, p. 645 en p. 659-661).
-
voetnoot21
- De plaatsen Baume-les-Dames, Luxeuil-les-Bains, Vesoul, Mélisey (kasteel ten westen van Belfort) en Clerval (plaats aan de Doubs, ten oosten van Baume-les-Dames) (Gazette 1644, nos. 38 en 40, dd. 16 en 23 april 1644).
-
voetnoot22
- Hertog Maximiliaan I van Beieren probeerde profijt te trekken van de spanningen in de Frans-Weimarse vestingstad Breisach. Op 8 april begonnen de manschappen zich te roeren tegen de Franse gouverneur Paul Le Prévost, baron van Oysonville. Na uitbetaling van de achterstallige soldij herstelde de ‘Weimarse’ gouverneur Johann Ludwig von Erlach de rust in het legerkamp (Lettres Mazarin I, p. 669-670).
-
voetnoot23
- Met de Spaanse gouverneur van Frankenthal maakte de hertog van Beieren afspraken over het aanleggen van magazijnen in de Palts; zie no. 6794.
-
voetnoot24
- Rijksraad Maximiliaan, graaf van Trauttmansdorff (1584-1650), had in de winter van 1642 de dominicaan Georg Sigmund von Herberstein naar Parijs gestuurd. Diens voorstel om een ‘christelijk’ bestand met de keizer aan te gaan werd door kardinaal Jules Mazarin afgewezen (no. 6104 (dl. XIV), en Acta pacis Westphalicae; Instruktionen, p. 387-397). Zijn verzoeningspolitiek werd niet gewaardeerd door de Spaanse partij aan het hof in Wenen. Desondanks verhief keizer Ferdinand III de graaf in het najaar van 1645 tot zijn eerste gevolmachtigde in Munster en Osnabrück (Dickmann, Der Westfälische Frieden, p. 243-246, en Acta pacis Westphalicae; Instruktionen, p. 440-458, en Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 501-502).
-
voetnoot25
- In hun onderhandelingen met de veranderlijke hertog Karel IV van Lotharingen vertrouwden de Fransen op het talent van de
diplomaat Bernard du Plessis-Besançon. Op 4 mei ontving de onderhandelaar uitgebreide instructies voor zijn reis naar Worms (Mémoires de Du Plessis-Besançon, p. 38-49 en p. 166-170).
-
voetnoot26
- Met zes regimenten was hertog Karel IV van Lotharingen naar het kasteel Falkenstein opgerukt. Met achterlating van materieel vervolgde hij zijn mars naar Homburg (Gazette 1644, no. 37, dd. 16 april 1644).
-
voetnoot27
- Bernardino, graaf van Rebolledo (1597-1676), Spaans gouverneur van Frankenthal. Opgeschrikt door de aanslag van de garnizoenssoldaten van Haguenau op het kasteel Falkenstein, duldde hij niet langer de aanwezigheid van de Paltsische administrator Ludwig Philipp (1602-1655), paltsgraaf van Simmern, in de omgeving van het bedreigde gebied (Bad Kreuznach).
-
voetnoot28
- De Zwabisch-Beierse ruiters die de infanteristen geholpen hadden bij de belegering van het Frans-Weimarse steunpunt Ueberlingen, waren naar Tübingen getrokken (Gazette 1644, no. 38, dd. 16 april 1644).
-
voetnoot29
- Ook deze poging om het Lotharingse bolwerk La Motte te veroveren mislukte. De dragonders werden bij ‘Frizolore’ (Vrécourt, of Fresnoy-en-Bassigny?) uiteengedreven.
-
voetnoot30
- Op 31 maart waren te Ferrara de verdragen ondertekend die een einde maakten aan het conflict tussen de paus en Odoardo Farnese, hertog van Parma, over de rechten op het hertogdom van Castro. Paus Urbanus VIII ratificeerde de vredesverdragen op 9 april; de republiek Venetië op 12 april; groothertog Ferdinando II van Toscane op 7 april en Francesco d'Este, hertog van Modena, op 5 april. Op 15 april plaatste de Franse regering haar handtekening (V. Siri, Il Mercurio overo Historia de'correnti tempi IV 2, p, 411-414 en p. 433-439).
-
voetnoot31
- In de laatste fase van de strijd namen de pauselijke neven Francesco en Antonio Barberini nog wraak op de hertog van Parma met een uitval naar diens steunpunten Bondeno en Stellata (ten westen van Ferrara). De Venetianen maakten een einde aan de strijd met een aanslag op Francolino (plaats ten oosten van Pontelagoscuro).
-
voetnoot32
- Antonio Sancho Dávila, markies van Velada, Spaans gouverneur van Milaan, hoopte gebruik te kunnen maken van de trage start van de campagne van het Frans-Savoyaardse leger van prins Tommaso Francesco van Savoye.
-
voetnoot33
- In Catalonië zag de Franse onderkoning Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt, de steun aan zijn regiem afnemen (Sanabre, La acción
de Francia en Cataluña, p. 252-254).
-
voetnoot34
- Kardinaal Jules Mazarin had reeds aan Louis-Emmanuel de Valois, graaf van Alais, gouverneur van de Provence, order gegeven om zijn regiment voor de duur van drie of vier maanden beschikbaar te stellen voor de strijd in Catalonië (Lettres Mazarin I, p. 565-566, p. 627-629 en p. 633).
-
voetnoot35
- Er legerden in Frankenland nog regimenten die de keizerlijke veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen had ingezet bij de belegering van Meiningen in Thüringen.
-
voetnoot36
- In zijn Manifest van 17 februari 1644 had de Zevenburgse vorst György I Rákóczi de Hongaren opgeroepen om zich van de keizerlijke tirannie te bevrijden.
-
voetnoot37
- Johann, graaf van Götz(en), moest het bevel over het keizerlijke leger in Silezië overdragen aan Raimondo Montecuccoli. Op 13 april voegde hij zich bij de keizerlijken aan de Hongaarse grens (Doc. Boh. VII, p. 87-88, nos. 213 en 216).
-
voetnoot38
- Opperbevelhebber Lennart Torstensson had zijn generaal-majoor Robert Douglas belast met de bevoorrading van de Zweedse garnizoenssteden Świdnica (Schweidnitz), Opole (Oppeln), Wołów (Wohlau) en Głogów (Gross-Glogow). Deze missie hadden de Zweden inmiddels tot een goed einde gebracht (Doc. Boh. VII, p. 87 nos. 209-210).
-
voetnoot39
- De Zevenburgers hadden het keizerlijk garnizoen van Kośice (Kaschau) tot overgave gedwongen (Doc. Boh. VII, p. 81 nos. 193-194). De
gouverneur Peter Forgách de Ghymes kreeg een vrije aftocht aangeboden (Gazette 1644, no. 38, dd. 16 april 1644).
-
voetnoot40
- In een Latijnse brief, dd. 27 maart 1644, rechtvaardigde de Zevenburgse vorst zijn optreden. Keizer Ferdinand III beantwoordde dit schrijven op 3 april (Doc. Boh. VII, p. 82-84, no. 198, en p. 86 no. 204).
-
voetnoot41
- Kort na de inval van de Zweden in het hertogdom Holstein stuurde koning Christiaan IV van Denemarken brieven naar iedere keurvorst afzonderlijk (Fridericia, Danmarks ydre politiske historie II, p. 392-394). Op 18/28 februari liet hij ook de afgevaardigden van de keurvorsten op de Frankforter ‘Deputationstag’ een schrijven toekomen (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 207). Die boodschap werd op 19 april beantwoord. De volgende dag bracht het keurvorstencollege aan de keizer het advies uit om de vredesbesprekingen in Osnabrück nader te overwegen (Doc. Boh. VII, p. 89 no. 218, en Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 399 en p. 425-426).
-
voetnoot42
- Het expeditieleger van de Zweedse generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck, had zich aangesloten bij de eenheden die onder bevel van generaal-majoor Axel Lillie een Saksisch-keizerlijke aanval op Leipzig moesten afslaan.
-
voetnoot43
- Marie de Hautefort (1616-1691), een favoriete hofdame aan het hof van koning Lodewijk XIII, moest in 1640 wijken voor het gezag van kardinaal de Richelieu. In mei 1643 riep koningin Anna van Oostenrijk haar uit ballingschap terug. Door toedoen van kardinaal Jules Mazarin moest zij op 15 april 1644 het ‘Palais-Royal’ verlaten. Zij nam haar intrek in een Parijs klooster. Op 24 september 1646 huwde zij maarschalk Charles de Schomberg, hertog van Halluin (DBF XVII, kol. 762-763; Mémoires de madame de Motteville II, p. 31-36, en p. 61-66, en Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. l70).
-
voetnoot44
- Claude de Bourdeilles (1606-1663), graaf van Montrésor, ontsnapte aan de vervolging die kardinaal Jules Mazarin in september 1643 had ingezet op medestanders van François de Vendôme, hertog van Beaufort. In april 1644 ontving hij bericht dat hij weer welkom was aan het hof. De ontvangst was echter zo koel dat de graaf besloot zich terug te trekken in de omgeving van Tours, waar hij de eenzaamheid mocht delen met de verbannen ‘importante’ Marie de Rohan, hertogin van Chevreuse (Mémoires de Montrésor, p. 346-357).
-
voetnoot45
- De Poolse resident Claudius (Domenicus) Roncalius maakte zich in Parijs verdienstelijk met het doorgeven van vertrouwelijke informatie aan de kardinaal; vgl. Lettres Mazarin I, p. CVII, en Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 88.
-
voetnoot46
- Begin januari was de zilvervloot de haven van Cádiz binnengevaren; zie no. 6720.
-
voetnoot47
- Koning Philips IV van Spanje bevond zich in Zaragoza. Vol toewijding nam hij deel aan de voorbereiding van de campagne tegen het Frans gezag in Catalonië (Gazette 1644, no. 38, dd. 16 april 1644).
|