Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 15
(1996)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd6679. 1644 januari 30. Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, 't Is wat vremdt, zoo het waer is, dat van Hamilton.Ga naar voetnoot2 Nopende de qualificatie van het parlementGa naar voetnoot3 is de zaecke zeer verandert door de declaratie die den coning heeft gedaen over eenigen tijd,Ga naar voetnoot4 herroepende alle voorgaende consenten, ende door den afval van veele provinciën. Dat den coninck geen contentement en heeft van de Vereenichde Nederlanden gelove ick. Maer den prins van Orangie gelove ick dat gedaen heeft wat sijne Hoogheit can. Mijne opinie is dat Swede in dezen tijd behoort te handelen met de Vereenigde NederlandenGa naar voetnoot5 ende haer verzeeckeren van beter ende vaster conditie dan zij met den coning van Denemarcken hebben gehadt. Dat eenige Denen bij de Sweden zijn geslagen is zeecker; de progressen zal uwe Ed. eer in Hollant weten als wij alhier. Vanhier wil men tot de vrede aldaer arbeiden,Ga naar voetnoot6 opdat de Sweden haer nae 't Rijck keeren, maer de Swe- | |
den weten best haere redenen ende voeren het oorlogh nae haere eigene phantasie. De handeling van de vrede zal daerom niet achterblijven ende offereren haer de Venetianen om middelaers te zijn tusschen den keizer ende de Sweden.Ga naar voetnoot7 Nopende 't eerste bezoeckGa naar voetnoot8 weet ick dat de ambassadeurs Arsens ende Vosbergen, zijnde gecomen nae de DeenscheGa naar voetnoot9 ende gesustineert hebbende eerst te moeten bezocht werden, de Denen zulcx niet en hebben willen toestaen, ende de Nederlandsche ambassadeurs aen de Staten-Generael geschreven hebbende last hebben gecregen om eerst te gaen bij de Deenschen. Op die materie zoude veel te discoureren vallen. Maer daerin hebben de uwen gelijck dat de Fransoisen hebbende dien staet eerst die hoocheit in 't hoofd geblazenGa naar voetnoot10 ende nu haer willende doen zaecken. Een derde plaets van handeling te willen nemen, zoude zich quaelijck schicken.Ga naar voetnoot11 Zoo de Vereenigde Nederlanden zich met de Schotten ende Engelsche parlamentarissen verbonden, al waer het maer tot conservatie van de religie, zulcx zal ombrage geven in Vrancrijck,Ga naar voetnoot12 alwaer die van dezelve religie eenige mescontentement zouden connen nemen ende haere religionsverwanten tot hulp roepen. Onzen oudste heeft mij in lang niet geschreven.Ga naar voetnoot13 Weet niet hoe zijne handeling staet, maer dewijle [de] paus off doot off ter doot zieck is, gelove ick dat dat oorlogh niet en is om te duiren. Can onzen zoon eenig[e] pensionen oock in tijd van paix bedingen, 't zal goet zijn. Den jongste is van Tubinge niet vervoert, gelijck hij meende, maer daer gebleven in tamelijcke vrijheit onder cautie.Ga naar voetnoot14 Alzoo den hertogh van Beyeren laet verluiden de gevangenen lang te willen houden, heb ick zoo aen denzelven hertogh als aen d'heer Ketner, dien ick hier gekent heb, ende den baron de Waert, daer mijn huisvrouw bij is geweest in zijne gevanckenisse,Ga naar voetnoot15 | |
[pagina 81]
| |
Ga naar voetnoot15 geschreven om spoedige verlossing. Zoo mon- | |
sieur de Saint-IbalGa naar voetnoot16 ofte iemant anders wil schrijven aen den generael Mercy, zulcx zal des te beter zijn, omdat onzen zoon is onder de gevangenen die hem te beu[i]t zijn gevallen. Dat te Benfeld niet en is te doen,Ga naar voetnoot17 ende ordre uit Sweden om niet te laeten volgen, heb ick voordezen geschreven volgens d'onderrechting van de heer Muller.Ga naar voetnoot18 Maer dat d'heer Vicquefort Wimarsch gelt heeft, werde ick verzeeckert ende hij had ons belooft zijne handen niet te ijdelen voordat onze zoon zoude zijn gecontenteert. Zoude hij nu daerbij tecortcomen, dat waere onredelijck. Den 30 Januari 1644. | |
In dorso staat in een onbekende hand: Den 30 Januari 1644. |
|