papae, quem Marezius saepe laudat. Videri is potest pag. 283, 365, 374.Ga naar voetnoot28 Multa in erratis a me correcta mihi obiicit, et alia emendatu facillima ut Jac. I, 20, pro 21, pag. Maraisii 522.Ga naar voetnoot29 Puto scripsisse me antehac auctorem Junii Bruti esse Philippum Mornaeum Plessiacum,Ga naar voetnoot30 editorem Ludovicum Villerium Loiselerium.Ga naar voetnoot31 Repeto id, quia ignotum esse scriptorem dicit MaresiusGa naar voetnoot32, cum plurimis ea res nota sit et idem Plessiacus testamento generosGa naar voetnoot33 et amicos suos hortatus sit, arma ut sumerent si edicta a rege non servarentur.
Video recudi Florum sparsionem Amstelodami. Rogo per amicos operam des errata ut corrigantur et ne admittantur nova.
|
-
voetnoot1
- Gedrukt Epist., p. 949 App. no. 641. Antw. op no. 6093, beantw. d. no. 6125.
-
voetnoot2
- De kosten van de begrafenis van Aeltgen Borre van Overschie (†20 januari 1643).
-
voetnoot3
- Willem de Groot had aan Grotius' zoon Pieter de juridische afwikkeling van de zaak van de onlangs overleden advocaat Cornelis Sylvius (Bosch) toevertrouwd.
-
voetnoot4
- Het Florum sparsio ad Ius Iustinianeum was in november 1642 te Parijs bij de weduwe Pelé verschenen (BG no. 791). In 1643 kwamen in Amsterdam nieuwe uitgaven van dit juridische werk tot stand (BG nos. 792 en 793).
-
voetnoot5
- Het Idolum Romanum van de Amsterdamse predikant Jacob Laurentius. Het werk bevatte een ‘Toe-eygen-brief’ waarin de predikant aan de hand van een tabellarisch overzicht wijst op het verschil tussen de niet-paapse ‘Grotius antiquus’ en de huidige Grotius.
-
voetnoot6
- In zijn 73ste levensjaar blikte Augustinus in zijn Retractationum libri II nog eens kritisch terug op zijn geschriften (ed. Corpus Christianorum, series Latina LVII).
-
voetnoot7
- Het was Grotius' wens dat een ander de pen ter hand nam tegen Rivets Apologeticus pro suo de verae et sincerae pacis ecclesiae proposito, contra Hugonis Grotii Votum (BG no. 298 en BsG no. 319). Gedacht werd aan Joannes Arnoldsz. Corvinus, Samson Johnson en natuurlijk ook aan Gerardus Joannes Vossius.
-
voetnoot8
- Vossius zou toezicht houden op het persklaar maken van Grotius' Anthologia Graeca (BG no. 534). Vooralsnog had hij geen geschikte kandidaat gevonden; vgl. nos.
5910 en 5959 (dl. XIII).
-
voetnoot9
- De volledige titel van het werk van Samuel Desmarets luidt: Concordia discors et Antichristus ravelatus; id est ill. viri Hugonis Grotii apologia pro papa et papismo: quam praetextu Concordiae inter Christianos sarciendae, exhibet illius Appendix ad interpretationem locorum Novi Testamenti de Antichristo, modeste refutata duobus libris, per Samuelem Maresium s. Theol. doctorem et professorem in schola Buscoducensi et eccl. Gallo-Belgicae ibidem ministrum, Amsterdam 1642 (BG no. 1130; BsG no. 318).
-
voetnoot10
- Grotius' trouwe Parijse vrienden Pierre (1582-1651) en Jacques (1591-1656) Dupuy. Veel van hun vrije tijd staken zij in het verzamelen en beschrijven van handschriften en zeldzame boeken (DBF XII, kol. 596-597).
-
voetnoot11
- Théophile Brachet (1588-1665), sieur de La Milletière, bezocht in zijn jeugdjaren de universiteit van Heidelberg (1608). Na zijn ‘tour’ begon hij een advocatenpraktijk in Parijs. Weldra ontpopte hij zich als een fervent verdediger van het protestantisme. In later jaren richtte hij zich meer op de ‘paix chrestienne’. In 1645 werd hij uit het kamp van de calvinisten gestoten. Voor hem vormde dit de belangrijkste aanleiding om zich te bekeren tot het katholicisme (DBF VII, kol. 129-130).
-
voetnoot12
- Volgens de auteur duldt Grotius tegenwoordig geen tegenspraak meer: ‘id nobilium Puteanorum (virorum ut genere sic eruditione clarissimorum, in quos gratiae et musae liberali plane manu exquisitissima sua munia effuderunt) testabitur frater alter, quem aiunt virum illustrem, immemorem etiam beneficiorum ab illis acceptorum, nuper in suis
aedibus parum moderate excepisse, et cum iurgiis a se dimisisse, quod in verba sua iurare recusaret, et eius dictaturis obloqui ausus esset’ (Concordia discors, praefatio p. 2).
-
voetnoot13
- In caput IV van zijn werk behandelt Maresius de vraag of Théophile Brachet de La Milletière aan Grotius hulp had geboden tijdens het schrijven van de Commentatio de Antichristo (BG no. 1100). Het antwoord luidt: ‘qui potuerunt ergo in gratiam derepente rediisse et tam arctam nunc amicitiam inter se colere, nisi quia in idem conspirant consilium, ecclesias reformatas subvertendi, divisionem et turbas in illis excitandi, odium mundi contra illas concitandi, et papismi errores quoslibet postliminio revocandi prout Herodes et Pilatus contra Christum amici ex inimicis facti sunt?’ (Concordia discors I, p. 59-62).
-
voetnoot14
- In caput XII van het eerste deel van de Concordia discors (p. 195-206) valt de beschuldiging dat Grotius een ‘jesuito-Grotiana chronologia’ hanteert.
-
voetnoot15
- De Appendix ad interpretationem locorum N. Testamenti quae de Antichristo agunt, aut agere putantur. In qua via sternitur ad Christianorum concordiam, Amsterdam 1641 (BG nos. 1128-1129). Tijdens Grotius' leven kwam er geen nieuwe editie tot stand.
-
voetnoot16
- In zijn
Rivetiani Apologetici, pro schismate contra Votum pacis facti, discussio, 1645 (BG no. 1195), zou Grotius zich lovend over Beza uitlaten: ‘Bezae ingenium et eruditionem, quod laudavit Grotius, eius eum non poenitet’; vgl. Opera omnia theologica III (BG no. 919), p. 740 r. 6A.
-
voetnoot17
- De Annotata ad Vetus Testamentum werden in Parijs gedrukt (BG no. 1137). Zoals Grotius aangeeft was de uitgever Cramoisy met het zetten van de tekst gevorderd tot Jeremia. Zijn aantekeningen op het boek Daniël en zijn ‘adiecta ad Danielem’ zouden verschijnen in tomus II en III van de Annotata.
-
voetnoot18
- De nog niet volledig persklare teksten van de Annotationum in Novum Testamentum tomus secundus (BG no. 1138) en de Annotationum in Novum Testamentum pars tertia ac ultima (BG no. 1141). Enkele door Maresius naar voren gebrachte twistpunten kregen van Grotius een nadere toelichting in zijn aantekeningen op de tweede brief van Paulus aan de Thessalonicenzen, op de eerste brief van Johannes 2:18-27 en 4:1-6, en op de Openbaring van Johannes 13: 1-18 en 17:1-18.
-
voetnoot19
- De Codicis Theodosiani libri XVI, ed. princeps 1566. In een latere druk (Genève 1586), aanwezig te Den Haag, KB, leest men de tekst van titel IV ‘De testamentis’ van de Legum novellarum divi Valentiniani liber I op pp. 548-551.
-
voetnoot20
- Het vraagstuk van de erkenning van een holografisch testament was van belang in het proces dat Cornelia de Groot voor het Hof van Holland tegen Adriaen van Naeltwijck voerde over de rechten op de nalatenschap van Jacob van Oldenbarnevelt.
-
voetnoot21
- Adriaen Hogerbeets (no. 5972 (dl. XIII)) had namens de familie de Leidse stadsbestuurders doen dagvaarden om langs deze weg postuum eerherstel van zijn vader Rombout Hogerbeets te verzoeken.
-
voetnoot22
- Deze berichten komen ook voor in Grotius' nieuwsbrieven van 28 februari.
-
voetnoot23
- Bij Grotius rijpte het plan om een Grieks-Latijnse uitgave voor te bereiden van de Cyrilli Lucaris ... Confessio Christianae fidei. Cui adiuncta est gemina eiusdem Confessionis censura synodalis, una a Cyrillo Berrhoeensi, altera a Parthenio ... promulgata.
-
voetnoot24
- In de eerste plaats moet men hierbij denken aan de Haagse hofpredikant André Rivet; vgl. Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau 1, p. 116, waar Rivet aan zijn correspondentievriend meedeelt dat hij ‘monsieur des Marets’ had gemaand ‘à la prudence et à la douceur’.
-
voetnoot25
- Grotius had in zijn Appendix de spotnaam ‘Borborita’ - van βόϱβοϱος ‘modder’ - gebruikt voor zijn opponent Samuel Desmarets; zie voor de uitdrukking ‘Borborita’, Augustinus, De haeresibus 6 (ed. Corpus Christianorum, series Latina XLVI, p. 292): ‘nonnulli eos etiam Borboritas vocant, quasi caenosos, propter nimiam turpitudinem quam suis mysteriis exercere dicuntur’.
-
voetnoot26
-
Concordia discors I, caput II, p. 19-21, met op p. 21: ‘Borborita sit qui Βοϱβοϱότην Romanam, ποϱνὴν illam ἀϰάθαϱτον, in omnibus justificandam suscepit, cuique bene olet quicquid luti et fimi est in cloaca pontificia ...’
-
voetnoot27
-
Concordia discors I, caput XXX, p. 728-736, en I, caput XXX, p. 736-738.
-
voetnoot28
- David Blondel (1590-1655), predikant te Houdan, de latere opvolger van Gerardus Joannes Vossius aan het Athenaeum Illustre te Amsterdam, had de suprematie van de paus bestreden in het tractaat De la primauté en l'Eglise, Genève 1641 (DBF VI, kol. 698-699; NNBW VII, kol. 143-144).
-
voetnoot29
-
Concordia discors II, caput XIV, p. 522: ‘... ut aliis Grotio citatis, Col. II:12, III:9, Rom. VI:4 (Jac. I:20 nihil extat quod huc possit trahi, et hic aliquis impostor Grotium decepit)’.
-
voetnoot30
- De Vindiciae contra tyrannos van Stephanus Junius Brutus (pseudoniem voor Philippe du Plessis-Mornay en/of Hubert Languet?); vgl. no. 6039, en R. Patry, Philippe du Plessis-Mornay, p. 275-282.
-
voetnoot31
- Vermoedelijk doelt Grotius op Pierre Loiselier de Villiers (ca. 1530-1590), student aan de rechtsschool van Orléans die vervolgens theologie in Genève ging studeren. In 1577 trad de Fransman in dienst van Willem van Oranje (NNBW V, kol. 412-414). Of hij aangemerkt kan worden als de ‘editor’ van bovengenoemd werk wordt thans betwijfeld (H. Hauser, Les sources de l'histoire de France. XVIe siècle III, p. 265).
-
voetnoot32
-
Concordia
discors I, caput XIX, p. 336-337: ‘Quid quaeso ille ipse Junius Brutus quem nobis exprobrat (homo anonymus, obscurus, ignotus, cuius scriptum, privata emissum authoritate, Reformatorum nemo tueri velit)’.
-
voetnoot33
- Philippe du Plessis-Mornay stierf op 11 november 1623 in aanwezigheid van vrienden en schoonzoons Jean de Jeaucourt, heer van Villarnoul, en Jacques Des Nouhes, heer van La Tabarière; vgl. no. 6139.
|