Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 13
(1990)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd5770. 1642 juni 30. Van N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, In Den Hage commende vinde ick de Engelsche ambassadeGa naar voetnoot2 | |
[pagina 293]
| |
Ga naar voetnoot2 onvoltrocken ende eenyger- | |
wijse oock onseecker off voltrocken sal worden, alsoo de coninginne, op wiens instantie die meest wort gehouden geprocureert, geen genegentheyt heeft dat voortgaet, hetsij dat d'instructie voor de ambassadeurs geconcipieert hare Majesteyt niet en behaecht, hetsij dat den conynck door gedeeltheyt van het parlament ofte wapenen, daer ter wedersijden de preparaten toe lopen, beter conditiën meent te bevechten ende vercrijgen als door intercessie van uytheemsche, die te groten autoriteyt van coningen, dewelcke sij selffs niet hebben connen dragen, andere niet billijcklijck souden connen opleggen. Dese conjunctie van tijt ende saecken in Engelant stelt desen staet in geen cleyne perplexiteyt, die onseecker van de uytcomste noch den conynck, noch het parlament souckt te miscontenteren ende ondertusschen peryckel loopt van offensie van beyden. Onder pretext van wapenen naer Vranckerijck te voeren heeft het parlament den heer Joachimi vertoont dat alle wapenen worden tot Amsterdam gecocht om naer Engelant te brengen ende versocht daertegens ordre mochte worden gestelt ende de ingesetenen van dit lant gepreadviseert dat op de juweelen van het rijck geen gelt met seeckerheyt conde worden gedaen. Op d'advertentie van den heer JoachimiGa naar voetnoot3 daerop deliberatie sijnde gevallen, is in Hollant bij de meeste stemmen resolutie gevolcht de admiraliteyten aen te schrijven te letten dat de placaten op het uytvoeren van wapenen ende ammonitiën geëmaneert, souden scherp worden onderhouden ende in plaetse van publicatie onder de hant de maeckelaers nopende het beleenen van juweelen te waerschouwen. Amsterdam, Rotterdam waren van ander opinie, onder pretext de commerciën vrij moeten wesen. Inderdaet is de alliantie met den conynck gemaeckt, die hoe men wapenen weygeren kan in rechten niet vast te maecken is, ende inclineren oock de ander provintiën om daerin te conniveren.Ga naar voetnoot4 De coninginne toont over dese saecken, die haer niet onbekent en sijn, geen cleyn misnijgen, neempt oock te groten contentement van sijn Hoocheyt niet. Ende in desen staet is wederom suspect al wat van de coninginne comt, dewijle die soo blindelijck voor het pausdom ijvert ende men gelooft sij geen ander oogemerck heeft als hetselve in Engelant in te voeren. 't En geeft oock geen cleyne ombrage dat sij op deesen tijt een van hare confidente naer Brabant heeft gesonden.Ga naar voetnoot5 De princesse royale heeft hare Majesteyt weder bij haer genomen onder pretext dat sij moet medicineren; off verder insichten heeft, speculeren de curieuseGa naar voetnoot6. Sijn Hoocheyt draecht ondertusschen de lasten van een seer costelijck hoff. Prins Robert ende Maurits op het begeeren van den conynck met een gevolch wel van hondert officieren vertrocken gisteren naer Engelant,Ga naar voetnoot7 met haer nemende, soo mij in confidentie is geseyt, een goede somme gelt ende anders. Met eenyge spreeckende, waertoe ons de alliantie voor den conynck obligeert, seggen tot redenen dat den conynck most tonen sulckx te begeren, ende dat heeft schijn. Sijn Hoocheyt is met het leger tusschen Rhijnberck ende Orsoy wel van passe voor het | |
Franse leger, dat niet verde vandaer ontrent OrdingenGa naar voetnoot8 leyt. Desen somer sal licht passeren met den een op den anderen te sien, nu de keyserse de hope van avantagie, die sij door conjunctie met Melos hadden gehoopt, is benomen.Ga naar voetnoot9 Van de groote equipagie tot Dunkerke wort niet meer gevreest, nu Dunkerke met 31 scepen is beset ende met meer beseth sal worden. Lamboy is tot Delfhaven om naer Vrankerijck te gaen.Ga naar voetnoot10 Het uytgeven van een nieuw schrift van Jacob Laurensz.Ga naar voetnoot11 sal materie geven om hetgene uEd. hier in 't Duyts wil hebben gedruckt daer uyt te geven, waerop dan haest een oversettynge volgen sal.Ga naar voetnoot12 Desen lesten Juny 1642. | |
Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 8 Iulii. En in dorso: 31 Iunii 1642 N. Reigersberg. |
|