Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 13
(1990)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd5725. 1642 mei 19. Van N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, De ambassade heeft nu haren vollen eysch,Ga naar voetnoot2 naerdat den heer van Rinswoude, die Ploos | |
in bedienynge ende maximes is gesuccedeert, als derde bij de Generaliteyt daerbij is gevouchtGa naar voetnoot3 ende de instructie is geformeert. Wanneer voortgaen sal, blijft echter onseecker, alsoo degene die deselve voorderen ende sturen, letten wanneer die den conynck nuth wesen sal, wiens saecken slechter ende slechter gaen. Naer de preuve om in Hul te commen is misluckt, was den gouverneurGa naar voetnoot4 bij den conynck als traistre verclaert ende den gouverneurs proceduyren bij het parlement geapprobeert ende de forme van procederen als tegens de vrijheyt van het parlement ende rechten van Engelant strijdych verclaert, alsoo den gouverneur, een lith van het parlament, de ordre van hetselve heeft gevolicht ende sonder informatie ende wettelijcke proceduyren sulcke proclamatiën niet mogen geschieden. Voorts was den graeff van Warwyck, die de plaetse van admirael van de zee bewaert, naer Hul gesonden om alle de ammonitie uyt het magasijn aldaer te lichten ende binnen Lonnen te brengen.Ga naar voetnoot5 Denselven grave hadde oock een conynckxschip, dat op de riviere van Hul de wacht hielt, met twee van sijne scepen vandaer gehaelt. Ende naer eenyge mij seggen die goede advisen uyt Engelant ontfangen, soo is het apparent dat de ambassadeurs, buyten de complimenten van het parlament over de toestem[m]ynge van het huwelijck ende transport van de princesse te bedancken,Ga naar voetnoot6 niet veel uytrechten, het parlament gans niet genegen sijnde dat uytheemse haer met de saecken van haer rijck souden bemoyen. Alle dese tijdyngen geven de coninginne weynych lust, die evenwel om haer te diverteren desen morgen met sijn Hoocheyt ende een gevolch van seshondert monden tot coste van het lant naer Haerlem is gereyst om morgen te gaen naer AmsterdamGa naar voetnoot7 ende vandaer Saterdach te scheyden, dien middach tot Leyden te eten ende 's avonts wederom in Den Hage te wesen. In de respective steden worden groote preparaten gemaekt, namentlijck tot Amsterdam, daer drie arcus triumphales op den Dam sijn opgericht. Soo haest en sal sijn Hoocheyt de coniginne niet hier hebben gebracht ofte maeckt staet naer het rendevousGa naar voetnoot8 te gaen. Dat soo haest niet wesen sal ofte sal bij de Françoisen te spade worden gehouden, die reeckenynge hebben gemaekt dat [hij] den vijfthiende deser daer al soude sijn geweest, sulkx dat desen staet naer haer opinie oock oorsaecke tot het verlies van La Bassee sal hebben gegeven. Sint Thomé wort bij de onse noch bewaert ende sage den ambassadeur van PortugaelGa naar voetnoot9 garen dat die plaetse ende Loan Sint Paul wierden aen sijn conynck gerestitueert; dat soo niet geschapen is te volgen, houdende de onse Sint Thomé haer nodych om de Engelsche den lust van den handel van Guinea te doen vergaen, die sij aennemen omdat de negotie op den cust niet wel succederende sij de costen van de equipagie met suyckeren in Sint Thomé te halen gewent sijn goet te maecken. | |
Buyten apparentie is het niet dat de Oostindische Compangie mede eenych voordeel op de Portugesen, eer de notificatie in Indiën sal sijn gedaen,Ga naar voetnoot10 souden crijgen, alsoo vijfthien scepen naer Goa waren gesonden, niettegenstaende de Portugesen de onse de revolte van Portugael hadden bekentgemaeckt. Dat seggen ons brieven van den 18 Novembris 1641, door een Engels schip uyt Bantam voor de Compangie medegebracht. In Japan waren de misverstanden soo verre geassopieert, dat de onse was toegestaen uyt haer scepen te mogen handelen ende hare waren vertieren, met hope van meerder te obtineren. Maer de waren in het lant te brengen, daer contoiren te houden als voor desen, hadden noch niet vercregen. Dat is hetgene wij hebben van het publyck. Wat ons particulier belanckt, hier gesproocken hebbende met een ofte twee wel geaffectionneerde bewinthebberenGa naar voetnoot11 van uwen tweeden, oordeelen die jegenwoordych bij veele precyse onder de hare aenstoot sal worden genomen uyt de jegenwoordyge, trotterende schriften, die het gepasseerde wederom wacker maecken. Vint uEd. echter dienstych dat een preuve bij alle confidente wort genomen, ick sal mijnselven niet ontrecken, niet alleen omdat ick uEd. soucke te dienen, maer dat het mij verdriet de goede gaeven van uwen soon soo verloren te sien gaen, die tot geen vrucht sullen worden gebracht, soo de rasernije die hem het hooft onstelt, niet en wort geweert, waerop uEd. soo seer de behoudenisse van uEd. bloet uEd. ter herten gaet, met ernst behoort te letten, hetwelcke ick tot mijn eygen decharge hier noch eenmael bijvouge, voortaen mij des niet meer meenende te bemoyen. Desen 19 Mey 1642.
De leste brieven uyt Constantinopolen sijn in Martio; doen leeffde de soonGa naar voetnoot12 noch van den Grooten Heer ende drie sijne[r] vrouwen gyngen swanger. | |
Adres: Mijnheer/mijnheer de Groot, raedt ende ambassadeur van de coninginne ende crone van Sweden bij den alderchristelijcksten conynck. Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 28 Maii. En in dorso: 19 Mey 1642 N. Reigersberg. |
|