Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 13
(1990)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd5572. 1642 januari 26. Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, Datter abuisen zijn ingebroocken in de roomsche kercke, werdt bij geen verstandigh mensche gelo[o]chent. Maer dat de leer die over 150Ga naar voetnoot2 jaeren bij alle christenen, oock die van de oostersche kerck, was aengenomen, zoude bedorven zijn geweest, dat en heeft Godes goedheit niet toegelaeten; maer wel dat die abuisen door de scheuringe hebben willen wechnemen, niet alleen andere abuisen hebben ingebracht, maer oock de leere, insonderheit de iustificatione, de natura fidei, de necessitate operum, t'eenemael bedorven tot schade van veele zielen ende tot een teicken dat zij van Godes geest niet gedreven en sijn geweest. Die in de kercke zijnde de abuisen hebben tegengesproocken zonder partij apart te maecken ende daerover hebben geleden, zullen haer loon van Godt ontfangen, gelijck Augustinus zegt, de Vera religione, cap. 8.Ga naar voetnoot3 In mijne AppendixGa naar voetnoot4 is mijns wetens niet als de waerheit ende die licht zal te verantwoorden. Ende werdt dat boeck in Engelant zeer gezocht ende geprezen. De Consultatie van Cassander met mijn Annotatis werdt hier herdruckt.Ga naar voetnoot5 De MaraisGa naar voetnoot6 zal wel hulp van mannen van doen hebben. Monsieur de SaumaiseGa naar voetnoot7 is een vat vol geleerdtheit, maer zonder duigen. Zoo eenige om voordeels wille nae de roomsche kerck voegen, dat en zal altijd in Hollant niet zijn. Ick heb onlancx een brief ontfangen van een zeer geleert man,Ga naar voetnoot8 waerin deze woorden: ‘Appendicem tuam de Antichristo legi summa cum voluptate, licet hic ringantur plurimi ex Borboritarum ordine. Excussisti illorum manibus locum communem de Antichristo pontifice, sine quo exsuccae et exsangues sunt nostratium theologorum conciones. Indignantur valde super ista de Calvino narratione, sed inhumanum tanti viri factum merito damnant qui sanguinem humanum amant. Notas tuas ad Consultationem Cassandri legi. Utinam plures Cassandro similes haberet ecclesia. Tu, vir maxime, vestigiis eius insistis et sopitum concordiae christianae studium acuis, animos spe excitas. Et quamvis, prout tempora sunt, parum forte proficies, utile tamen fuerit saniora subinde consilia ecclesiarum rectoribus suppeditari, quae, si respuent illi, non desinent in ecclesia esse et hic et alibi qui extra partes positi, tibi subscribent et affectum tuum sarciendi corporis Christi miseras divulsiones exosculabuntur.’ Maer ick meene dat het beter zal zijn hierover aen uwe Ed. niet meer te schrijven ende uEd. zijn begrip volge ende ick het mijne. Alleen zal ick dit voor het laetste daerbij vougen dat het rechte licht is te vinden niet bij de nieuwe, maer bij de oude leeraers ende dat daeruit ydereen zichzelve can reformeren ende Godt bidden dat de abuisen uit de kerck ordentlijck geweert mogen werden. Van Engelant oordeele ick met uEd. dat daer nieuwe veranderingen zijn te verwachten ende dat die van Ierlant niet licht en zullen cesseren ende Schotlant liefst weder in onrust | |
zoude connen komen, al quaed voor mijnheer den palsgraef.Ga naar voetnoot9 De stadt in Angola meene ick dat de Hollanders zullen bewaeren, 't Isola de Principe en Sint Thomé verwoesten om de ongezondtheit.Ga naar voetnoot10 De heer van MatenesGa naar voetnoot11 mach zoo goed zijn als hij wil, evenwel zal hij niet goeds in deze tijden connen doen. Die nu in publycquen dienst is, moet het landt houden in eeuwigh oorlogh, d'heerschappie alledaegh starcker op 's lands hals leggen ofte zichzelve ende de zijnen ruïneren. Den graef van Oost-VrieslantGa naar voetnoot12 zegt dat hij uit Hollant een ingenieur heeft medegenomen om de plaetze te bezichtigen daer het casteel weder zal gemaect moeten werden. Die tot mindering van trouppes arbeiden, doen vergeefsche moeite. Vrancrijck ende den prins accorderen daerin te wel. 26 Ianuarii 1642. | |
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 26 Ianu. 1642 uyt Paris. |
|