Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 12
(1986)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd5287. 1641 juli 20. Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, Gennep zal apparentelijck wat eer genomen zijn als Aire. Den hertogh van Bouillon zal alle dage dieper ende dieper met Spaignië vastraecken ende zal nu met de doot van den grave van Soissons de partij niet meerder gehouden werden voor Fransch, maer voor heel Oostenrijcks. Van de victorie bij WolfenbuttelGa naar voetnoot2 weten wij de substantie ende dat de heele eer is geweest aen de Sweedsche natie. De particulariteiten, als wie daer zijn gebleven, hoe het gaen zal met Wolfenbuttel, verwachten wij de naeste reize. Het tractaet tuschen Swede ende VrancrijckGa naar voetnoot3 zal haest zijn voltrocken. De Fransoisen tot de conferentie van vrede voor dezen hebbende voorgeslagen Osnabrug ende Munster, slaen | |
nu voor Mentz ende Francfort. Zij en zoecken niet als het futselbouck.Ga naar voetnoot4 Ferté-ImbautGa naar voetnoot5 arbeidt zeer om die van 't parlement te verseeckeren dat Vrancrijck tegen haer niet doen en zal. 'tGunt uE. adviseert van Angola, St. Thomé, Isola de Principe, is van groot gevolgh. Rest te zy[e]n, hoe het die in Oost-Indië zullen maecken. De coninginne-moederGa naar voetnoot6 werdt in Engellant wat opgehouden door de coninginne van Engelant ter requisitie van den Franschen ambassadeur. Men vreest dat zij de partij van de princen van Sedan met alle maniere zal zoucken te stijven. Ick bidde uEd. alsnoch te willen letten off zijne gelegentheit niet en zoude connen toelaeten eens over te komen. 20 Iulii 1641. | |
Adres: Mijnheer mijnheer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port. In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 20 Iulii 1641 uyt Paris. |