Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 11
(1981)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4970. 1640 december 13. Van P. PelsGa naar voetnoot1.Mijnheer, U Ex.cie hebbe over 8 daegen letst geschrevenGa naar voetnoot2. Daer en is geene veranderinge, altoos evenwell goetgevonden H.H.M. te confirmeeren de doot van den churvorst van BrandenborghGa naar voetnoot3, daervan datteyckende advertencie an den kayser en coning van Polen gespedieert sijn. Daer sijn veele verresiende lieden swaerhoofftigh vreesende van alle aude bekende bontgenotten verlaeten sijnde de nieuwe tot naerdeel van de onbeminde van 't heuys Oostenrijck haere personnage sullen speelen hebbende tot Weenen sonder reden audiëncie gegeven omme dor surprinse de vestung ter Munde vor Dansick te investeeren omme alsoo aen de Oostzee te kommen. Wat en salder niet gepractiseert worden omme meester van de Preuysse zeehavenen te worden, daer beuyten twiffell de geïnterresserde een waackent oog op sullen hebbenGa naar voetnoot4. Van den general ArnemGa naar voetnoot5 en consorten haer leveën en hoort men niet; met hooghgemelden churforsten afsterven sullen veele consilliën veranderen. Ick sall altijt blijven, mijnheer, u Ex. willige diener
| |
Dantsick, 3/13 Xbr. 1640.
Bijgaend eenen brieff van monsieur JaskiGa naar voetnoot6 en een aen mijn soohnGa naar voetnoot7. | |
Adres: Son Ex.z Boven aan de brief schreef Grotius: Rec. 17 En in dorso: 13 Dec. 1641 (!). Pels. |
|