Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 11
(1981)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4957. 1640 december 6. Van P. PelsGa naar voetnoot1.Mijnheer, U Ex.cie hebbe over 8 daegen lest geschrevenGa naar voetnoot2. Daer en is geene veranderinge. Den churvorst van BrandeborghGa naar voetnoot3 heft vor 14 dagen naer den coning van Polen gesonden de heer OverbeckGa naar voetnoot4 omme daer te versoucken bij levende lijve het leen van Preuyssen op sijnen prinsGa naar voetnoot5. 't Is apparent, dat sulckx op eenen rijxdagh sall geëxcuseert worden. Daer gaen discoursen, dat men practiseert sulckx van dat heuys an prins CasamirusGa naar voetnoot6 te geven. In 't schrijven van desen ontfange brieven van Coninxbergen, dat den churvorst tuschen den eersten en 2en van dese maent overleden is. Die onrijpe doot sall in dese quartieren groote veranderinge veroorsaacken en den landagh in alle resoluciën verseten, anders gaet hiermede de principaele gravamina van stenden, ridderschap en steeden. De SpiringenGa naar voetnoot7 sullen daer slecht aen sijn. Den ambassad.r van TartarijenGa naar voetnoot8 versouckt te hove 50 d. ducaten vor achtterstellige tribut; op faute van betalingen draygt in 't land te vallen. Den coninck was tamelijck dispos. Over het stuck van mijnen sohnGa naar voetnoot9 raccordeere mijnen vorgaendenGa naar voetnoot10 en ick blijve, mijnheer, u Ex.cie diener
| |
6 Xcember 1640, Dansick. | |
Adres: Sijn Ex.z mijnheer Hugo de Groot, ordinaris ambass.r van sijne K.M. en croon Sweden à Paris. In dorso schreef Grotius: 6 Dec. 1640. Pels. |
|