Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 11
(1981)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4933. 1640 november 17. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijnheer, Ick sal seer garen verstaen d'uitcomste van de saecke van VrieslantGa naar voetnoot2 laetende aen deghenen, die naerder bij 't werck sijn, oordeelen, wat best waer voor het gemeen ende voor die provincie. UEd. sal buiten twijffel wel connen verstaen, wat contentement de Hollandsche ambassadeursGa naar voetnoot3 sullen gehadt hebben in Swede. De questie van Christiaen UlrichGa naar voetnoot4 dunct mij niet, dat dispuite heeft, 't bescheit sulcx sijnde gevonden als uEd. seitGa naar voetnoot5. Calcar dient beter Hessisch als neutrael ende nae mijn oordeel is niet alleen de saecken van de vrunden in Duitschlant, maer oock de Vereenigde Nederlanden daeraen gelegen. Den ambassadeur De la TuillerieGa naar voetnoot6 is hier te hove in goede aensien als hebbende voor desen de ambassade te Venetië bedient met reputatie. In 't stuck van de vijftich compaegniën is niet gedaen, veel gedaen voor Vrancrijck ende den prinsGa naar voetnoot7. De provinciën mogen mettertijd het gelt daertoe vinden. Ick sal oock de tijding verwachten, wie aen d'heer van BouckhorstGa naar voetnoot8 sal succederen. Den hertogh van LonguevilleGa naar voetnoot9 werdt hier verwacht ende sal hier verwinteren. Van de Schotsche saecken connen wij niet oordeelen voor het einde van het Engelsche parlement. Dat men van nieus niet alleen in Vrieslant maer oock in Hollant de remonstrantische predickers begint te vangen, verstae ick oock uit anderen. De reden can ick niet wel begrijpen. Ick heb gisteren aen den coninck op het hoochste gerecommandeert 't vergrooten van sijne Majesteits trouppen in Duitschlant om de groote macht van den vijant te mogen wederstaen ende alsoo te comen tot eene goede paix, waerop sijne Maiesteit mij goede toesegging heeft gedaen ende getoont te verlangen nae resolutie nopende het tractaet tusschen Swede ende VrancrijckGa naar voetnoot10, 'twelck sonder nieuwe continuatie niet heel lang en sal duiren. Men arbeid hier gestaedigh om veel gelds te vinden tegen het toecomende jaer ende dienen de clergé, die wat seer haspelen, te brengen tot reden, tot welcken einde op veele plaetsen de pachten, die men haer schuldich is, sijn gesaiseert. Te Rome duirt de dispute noch tusschen 't volck van de paus ende die van de Franschen ambassadeursGa naar voetnoot11, soodat verscheide dootslagen ten wederzijde daeruit sijn geresen. | |
't Spaensche leger ontrent Hohentwiel, 'twelck den viceroy van NaplesGa naar voetnoot12 comt te commanderen, is van sesduisent gemindert tot drieduisent, soo bij nederlagen, die sij hebben ontfangen, als bij verloop veroorsaect door gebreck van betaelinge; soodat men soowel daeruit als uit de quade betaelinge van de pensioenen aen de Grisons siet, dat des conings van Spaignië's gelt genoech heeft te doen. De gemeente van deselve Grisons blijven gestaedigh in onlust tegen de regierders. Van de Catelans sijn de opiniën verscheiden. Plessis de BezansonGa naar voetnoot13, die met haer heeft gehandelt, is alhier te hove ende hoopt weder derrewaert gesonden. Ondertusschen werden de Catelans bij den coninck van Spangnië gestreelt ende gedreigt om weder te comen tot de gehoorsaemheit, want op denselven tijdt als een Spaensche cardinaelGa naar voetnoot14 bij den coninck van Spaignie afgesonden haer aenbiet 's conincx gratie ende conservatie van privilegiën, soo comt den coninck [van] Spaignië in persone met een groot leger, 'twelck men seyt nu te sijn voor Saragosse. Den tijd sal ons leeren, wie harder sullen sijn in haer voornemen: de Schotten off de Catelans. 't Voornemen van mijnheer den churfürst palsgraefGa naar voetnoot15 om 's conincx van Denemarcken intercessie te gebruicken tot het accommodement van sijne saecken, smaect hier niet quaelijck. Den coning, coninginne, dauphijnGa naar voetnoot16 ende den hertogh van AnjouGa naar voetnoot17 sijn wel te passe. Tot Parijs, den 17 November 1640. | |
Adres (met andere hand): Mijnheer mijnheer van Reygersbergen. In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 17 Nov. 1640. |
|