Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 11
(1981)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4921. 1640 november 10. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijnheer, Van d'Engelsche saecken can men niet oordeelen voor het einde van het parlement. Alle de advysen, die men voor desen heeft gehadt van den bastard van DenemarckenGa naar voetnoot2 sijn geweest, dat hij quam in dienst van Spaignië. Dat denselve bastard sich roomsch-catholisch heeft gemaect, is wel te geloven. De passagie van de luthersche kerck tot de roomsche en is soo heel groot niet. Mijnheer den churfürstGa naar voetnoot3 dient eerst wat te doen sonderen de intentie van den coninck van Denemarcken eer sijne Doorluchticheit sijne persoon op de reise begeven. Want weder te comen sonder iet uit te rechten soude schaedelijck sijn aen sijne saecken. De resolutie van prins MauritsGa naar voetnoot4 is goedt. 't Gerucht van de vrundschap ende nieuwe handeling met Swede can de Vereenigde Provinciën niet als goed medebrengen. Van de Sweedsche schepen die in de Zont niet en hebben willen strijcken, soude ick garen weten, off het coninclijke ofte particuliere schepen sijn geweest. Die saeck is van consequentie. De passagie over Gottenburg van de waeren die de costen van het transport over lant connen dragen, can Swede niet als goed doen. De Vereenigde Nederlanden dienen al te doen dat mogelijck is tot conservatie van Calcar, al waer het met wat incommoditeit van haerentwege. Van de saecken van Brasyl sal ick garen het vervolgh verstaen. Soo de Oostindische Compaignie de saecke met de Engelschen redelijckerwijse can afmaecken, het sal wijsselijck sijn gedaen; den tijd is bequaem daertoe. UE. gelieve te bedencken oft middel soude connen gevonden werden mijne soon Peter te maecken tweede oft derde advocaet van de Oostindische CompagnieGa naar voetnoot5, om t'Amsterdam te dienen ende de saecken van de Compaignie te leeren, waertoe, ende tot al dat voor de compaignie dienstigh soude connen sijn, ick garen soude contribueren wat mij mogelijck sal sijn. 't Onderhouden ofte casseren van compagniën sal voortaen sijn, soo ick sie, de meeste besoigne van de staten van de provinciën. Van Italië hebben wij niet anders [dan] dat den prince ThomasGa naar voetnoot6 Mazarini, ambassadeur van Vrancrijck, ende den ambassadeur van Spaignië, die sijne ordinarisse residentie | |
heeft te GenuaGa naar voetnoot7, tesamen sijn te Ivrea; dat Leganes niet anders en doet dan sijne garnisoenen te stercken ende dat te Naples de stenden vergadert sijn om gelt te vinden. De Catelans hebben tot haere justificatie bittere schriften gemaect tegen de soldaten, die in haere provincie sijn gelogeert geweest, tegen de Castillanen in 't generael ende particulierlijck tegen OlivarésGa naar voetnoot8; daerenboven hebben sij openbaere audiëntie gegeven in den raedcamer van Barcelone aen een Fransche edelman, Plessys BezansonGa naar voetnoot9 genaemt, maer daertegen werdt geconsidereert, dat sij oock een gesonden hebben nae den coninck van Spaignië met haere requeste ende den coninck van Spaignië heeft aen haer gesonden eene Spaensche cardinaelGa naar voetnoot10, om welcke oorsaecken de Fransoisen in het stuck van 't versochte secours gaen met ommesicht ende niet heel sonder reden, alsoo den coninck van Spaignië nae apparentie alles sal toegeven om dien brandt, die vorder soude connen cruipen nae Arragon, Valence ende Portugal, in tijds te steuten. Genève blijft in vrese overmids het sluiten van de commercie ende om het bedencken dat sij hebben, dat het Fransche volck in Italië niet te doen hebbende ontrent haer het winterquartier souden mogen nemen. Den keiser, soo wij verstaen, geeft pasport nae Regenspurg off Colen aen de protestantische princen tot contentement, presenteert aen de Switsers op te houden de fortificatie van Costnitz, soo sij tewege connen brengen de neutraliteit van Hohentwiel, ontrent welcke plaetse den jonge RoseGa naar voetnoot11 tweemael eenige hofkeisersche trouppes heeft geslagen, ende den oude RoseGa naar voetnoot12 heeft, soo men ons adviseert, Fridberg ontzet. Het vrije gebruyck van de Zont ende de vrije visscherie onder de custen van Noorwegen sullen wel disputen veroorsaecken tuschen Denemarck aen d'eene zijde ende Swede alsoock Hollant aen d'andere zijde, maer nae dat ick de conjuncture van tijd inzie ende de sorge van den Deenschen adel om haere goederen in rust te genieten, meene ick niet, dat eenige hostiliteit daeruit staet te vresen. Men maect hier staet van te hebben voor het toecomende jaer in dienst hondert ende dertichduisent man te voet, dertichduysent te paerd. Tot Parijs, den 10 November 1640. | |
In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den X Nov. 1640, uyt Paris. |
|