waerin ick niet wel en can seggen, wat mij meest heeft behaegt, de conincklijcke invallen ende leringen of de levendige uitdrucking van de beweging of de rechmaeticheit in yder persoon het sijne te geven of de hebreusche manieren tot een stip naegevolgt of't seer wel geordende vervolg van het werck. Mij dunckt oock niet, dat het beginsel van dese tragoedie iet behoeft te wijcken aen een gelijck beginsel van Oedipus den coninck bij SophoclesGa naar voetnoot3 ofte den vloeck van ArmoniGa naar voetnoot4 aen die van Dido bij VirgiliusGa naar voetnoot5, van Hypsipyle bij OvidiusGa naar voetnoot6 off van Oedipus bij PapiniusGa naar voetnoot7. Ick bidde uE. dickmaels sulcke stucken bij de handt te nemen, sonder het groote stuck van den groote Constantijn te vergetenGa naar voetnoot8. Ick blijve borge, dat hetselve hooch aengenaem sal sijn aen allen, die
des verstaen ende bidde uE. de afwesende vrinden te willen gedencken.
UE. gantsch dienstbereide
H. de Groot.
| |
In margine van de copie Rotterdam met andere (latere) hand: Edita haec est in Vita Grotii a Cattenburghio.
|
-
voetnoot1
- Copie Amsterdam, UB., RK., III H3, mogelijk van de hand van Caspar Brandt (1653-1696), remonstrants predikant en eerste auteur van Brandt-Cattenburgh, Leven... Huig de Groot. Copie Rotterdam, Gem. Bibl., coll. Rem. Kerk, cat. v. hss. no. 674. Niet ondertek. Gedrukt G. Brandt, Leven van Vondel, p. 47; Verwijs-Hoeksma, G. Brandts Leven van Vondel (19052), p. 73; P. Leendertz jr., Leven van Vondel door G. Brandt, p. 37; Brandt-Cattenb., Leven II, p. 240; J. van Lennep, Werken van Vondel III, p. 715; Van Lennep-Unger, Werken van Vondel VIII, p. 4; J.F.M. Sterck, Vondelbrieven, p. 98.
-
voetnoot2
-
J.V. Vondels Gebroeders. Trevrspel. t'Amsterdam, by Dominicus vander Stichel. Voor Abraham de Wees, Boeckverkooper op den Middel-Dam, in 't Nieuwe Testament. Anno 1640. Dit toneelstuk was opgedragen aan Gerardus Johannes Vossius, in een dedicatiebrief dd. 29 november 1639. Vondel schreef Grotius op 9 september 1639 het stuk 'ten halven voldaen' te hebben (dl. X, p. 582). De eerste opvoering vond plaats op 8 april 1641.
-
voetnoot3
- De overeenkomst tussen beide tragedies is gelegen in een gelijksoortige aanvang. Zowel bij David als bij Oedipus wordt het land geteisterd door een plaag (resp. droogte en pest), waarvan het land blijkens een orakelspreuk alleen kan worden verlost door een zekere handeling van de koning. In later jaren werd de Oedipus Tyrannus door Vondel vertaald als J.V. Vondels Koning Edipus Uit Sofokles. Treurspel. t'Amsterdam, Voor de weduwe van Abraham de Wees, op den Middeldam. Anno M.DC.LX.
-
voetnoot4
-
Vondels Gebroeders vs. 1613-1652, waarin Armoni, zoon van Saul, David vervloekt.
-
voetnoot6
- Ovidius, Her. VI, 151-164, waarin Hypsipyle, nadat zij door Jason is verlaten, Medea vervloekt.
-
voetnoot7
- Statius, Theb. I, 56-87, waarin Oedipus zijn beide zonen vervloekt.
-
voetnoot8
- Zijn epos over Constantijn I de Grote (± 285-337), in 1632 begonnen, heeft Vondel onvoltooid gelaten en grotendeels vernietigd.
|