Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 11
(1981)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4850. 1640 september 24. Van P. Spiring SilvercronaGa naar voetnoot1.Mijnheer, U Excellentz hoochaengenaemen ende seer waerden van den 15en desesGa naar voetnoot2 is mij wederom den 22 selviges wel geworden; bedancke mij ten allerhoogsten voor de geduyrende ende goede comunicatie. Wat daerentegens deser oorten is passerende sal u Ex.tz gelieven hiernaevolgent te vernemen. In mijne voorgaende hebbe u Ex.tz ick geadviseertGa naar voetnoot3, dat de desseynen van sijn Hooch.t den heere prince van Oragnen souden sijn het leger naer de garnisoenen te destineren, maer nu verstae ick, dat mons.r d'EstradeGa naar voetnoot4 alhier bij haer Hooch Mo. is aenhoudende vanwegen Vranckrijck, dat haer leger in 't velt mochten continueren tot den eersten Novemb. om de desseynen, die Vranckrijck noch schijnt voor te hebben, te beeter te connen effectueren, maer ick twijffele aen het succes. Alhoewel mijn hoope geweest is, dat tegens deser tijt yets hooftsaeckelijchs bij de coninck. Sweedse ende de keyserlijcke armee soude voorgegaen sijn, soo is daer noch evenwel niets sonderlinge gepasseert. Den eertshertoch LeopolGa naar voetnoot5 ende PicolominiGa naar voetnoot6 schijnen alleen dat secours van GeleenGa naar voetnoot7 te verwachten, 't welck men van diverse plaetse begroot op 8000 man, ende meent men 't selve all met haer geconiungeert soude sijn, alsoo dat aen beyden zijden haer het waeter tot aen de gurgel schijnt te gaen. Men mocht eerlange mischien yets hooftsaeckelijck vandaer vernemen. Godt allmachtich dirigere de saecke alsoo, dat het te voorders tot sijnes naemens eer ende tot der gemeene saecke best moge gereycken. Amen. Van de heeren ambassadeurs in SwedenGa naar voetnoot8 verneme ick sooveel als souden deselve goede hoope hebben tot goede expeditie ende naer haer meeninge souden deselve sich all prepareren tot haer weder terugchecomste; haer verrichtinge hebbe ick noch te vernemen, dan ick noch meer niet als dat in mijne voorgaende u Ex.tz geadviseert hebbe vernemen connen, dat ick dan niet mancqueren sal u Excell.tz te comuniceren. Hiermede versoecke ick oock dienst., dat u Excell.tz met den eersten mij doch met een notitie te berechten gelieve, hoe sich de coninck. scheepen van Vranckrijck, Engelland, | |
Spangiën, Dennemarcken ende van desen staet comporteren in 't rescontreren den een den ander in d'openbaere zee ende den een in des anderen haven comende ofte verbij deselve passeren, hoe, wanneer ende waer zij een voor den anderen strijcken ende de vlaggen intreckenGa naar voetnoot9. U Ex.tz sall mij vrundschap ende dienst daermede doen, 't welck ick bij occasie mij gerne wederom schuldich erkennen sal. Waermede verblijve naer u Ex.tz godelijcker protectie bevoolen hebbende, u E. dienst- ende vruntw. | |
Haagh, den 24 7bris 1640. | |
In dorso schreef Grotius: 24 Sept. 1640. Spierinck. |
|