Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 11

4473. 1640 januari 15. Van N. van Reigersberch¹.

Want dat uit deze en diergelyke schriften² den weg zoude konnen gebaant worden tot vereeniging van de afgezonderde Leden van de Kerk, zyn wel pryzelyke inzichten, en die voortkomen uit een Christelyk gemoed; maar als men inziet, dat de Theologie zich door de Politie cui hoc seculo ancillatur, laat leiden, zoo kan men wel bespeuren, dat het verloren arbeid is te hopen vereeniging onder die genen, welke, indien zy al vereenigt waren, stoffe van tweedracht zouden vinden om te behagen aan die daar door naar grootheit trachten.

1 Gedeelt. gedrukt Brandt-Cattenb., Leven II, p. 264. Beantw. d. no. 4494.

2 Uit de context, waarin A. van Cattenburgh dit brieffragment citeert, blijkt dat het hier de uitgave betreft van Grotius' Commentatio...de Antichristo en de twee overige anonieme geschriften, Explicatio...de fide & operibvs en Explicatio Decalogi...; voor de volledige titels zie no. 4453, n. 2 en n. 4 en n. 7. Zie ook no. 4492.