Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 10
(1976)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4407. 1639 november 26. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot10.Mijnheer, In de wintertijd cesseren hier meest alle tijdingen, daer de saecken ter zee ende in beide de Indiën in. uE. quartieren altijd materie furneren. 't Is mij lief, dat het overal met de Hollanders wel gaet. | |
In de intentie van de Engelschen siet noch Swede noch Vrancrijck niet claer. De presentatie, die sij doen tot herstelling van het palsische huis, sijn seer sober, gelijck hier uit de ministres van den coningGa naar voetnoot1 ende uit brieven van de heer SalviusGa naar voetnoot2, die de deliberatie daerover nae Sweden heeft gerenvoyeert, verstae. Lichtelijck soude ick geloven, dat sij met Spaignië soude aenspannen, ten waer sij de Schotten vreesden, welcker onlusten altijd door Vrancrijck ende Hollant connen werden gefomenteert ende de Engelschen daerdoor verhindert haere mouvementen vrij te hebben. Dat de vorst van LunemburgGa naar voetnoot3 om het stift van Hildesheim te mogen behouden in eenige handeling is met de landgravinGa naar voetnoot4, gelove ick; maer off dat alleen sal sijn in defensive termen ofte vorder gaen tot eenige conjunctie met ons, staet te twijffelen insonderheit, alsoo wij van de handeling van de landgravinne met de croon van Swede noch niet en vernemen ende de ministres van den coning alhier oock twijffelachtige bedencken hebben op dat stuck. De ocasie is schoon voor de Vereenigde Nederlanden om nae soo groote victorieGa naar voetnoot5 haer geluck ter zee met ijver ende goed beleid te vervolgen, waeraen haer meer is gelegen dan aen het becomen van steden. Van RagoskyGa naar voetnoot6 ben ick twijffelende. Hij gaet seer dobbel op de maniere van BotskaiGa naar voetnoot7 ende GaborGa naar voetnoot8. D'Heer de HayesGa naar voetnoot9 is nu te Constantinopolen gearriveert ende wel onthaelt. Wij sullen sien, wat sijne negotiatie sal medebrengen. 't Schijnt mijnheer den cardinaelGa naar voetnoot10 tracht de Griecksche kerck met de Roomsche te wedereenigen, 'twelck mettertijd verder soude connen gaen. In Dalmatië dunct mij, dat alles nu stil is. 't Was maer een locael misverstantGa naar voetnoot11. Prins Mauris, palsgraefGa naar voetnoot12, gaet met passeport van den coning nae Hollant ende vandaer nae d'heer BannierGa naar voetnoot13, waerdoor Vrancrijck is ontlast van de vrese, dat sijne Fürst. Genade nae 't Wymarsche leger soude gaen, alwaer niet onder de directeur[s]Ga naar voetnoot14, die tamelijck wel het haere hebben, maer onder de soldaten mescontentement is, soodat ontrent duisent, soo hier seit, Ohm, den broeder van een van de directeursGa naar voetnoot15 - ende dat sij doch van roomsche-catholycquen moeten gecommandeert werden - den keiserGa naar voetnoot16 voor Vrancrijck hebben geprefereert, ende staet | |
te vresen, dat die heele armee mettertijd sal off onder de Fransche trouppen gerepartieert werden ofte verloopen. De advysen sijn hier, dat den hertogh van LonguevilleGa naar voetnoot1 met de Wymarschen - dese bij hem sijnde - 't casteel van Germesheime ende het casteel van Didesheim hadden becomen ende nu besigh waeren met Neustad ende Landau. Salze is met eerlijcke conditiën overgegeven ende sijn van een groot getal van soldaten, die daer geweest sijn, niet meer als tweehondert uitgetrocken, de rest door pest, uitvallen ende defensie sijnde gebleven. Den graef van HarcourtGa naar voetnoot2 hebbende ordre gestelt op het ontzet van Casal ende daerdoor van volck verswackt sijnde, is, soo hij gecomen was tot Quières, bij den prins ThomasGa naar voetnoot3 beset, niet sonder peryckel, waervan wij de uitcomste verwachten. Den prince van JainvilleGa naar voetnoot4, oudste soon van den hertogh van GuiseGa naar voetnoot5, die belooft was met madamoiselle de BourbonGa naar voetnoot6, is overleden te Florence. 's ConingsGa naar voetnoot7 crijgsvolck logeren haer waer sij connen in Normandië, maer die van Caen, wetende dat sij t'dese somer wat groff gemaect hebben, sluiten de poorten. Tot vertroosting van de gemeente sijn hier de licenten op de Hollandsche manier geopent, waeruit de gemeente hoope schept van vrede. Soowel Vrancrijck als Spaignië sijn in questie met Rome, Vrancrijck omdat den escuyerGa naar voetnoot8 van monsieur d'EstréeGa naar voetnoot9, ambassadeur van Vrancrijck, bij de sbirri van Rome, op een publycque wegh is omgebracht, ter occasie dat hij tevoren eenige van deselve sbirri hadde geresisteert ende gequetst, die bij publycque ordre trachten te vangen een manGa naar voetnoot10, die geautoriseert sijnde bij den ambassadeur dobbelschool hielt - gelijck elck ambassadeur is toegelaeten eene platse in de stadt van de wetten, die daertegen sijn, te bevrijden - ende nam van yder persoon, die deselve vrijheit wilde gebrucken, een off twee duisent gulden, welcke impositie den gouverneur van RomeGa naar voetnoot11 niet en wilde lijden. Den cardinael de BarbarijnGa naar voetnoot12, niet seer Fransch sijnde, had den ambassadeur van Vrancrijck eenige satisfactie gepresenteert, dewelcke den ambassadeur niet willende aennemen voor die tijd, had daernae, siende niet verder te connen comen versocht deselve te mogen genieten, 'twelck den cardinael de Barbarijn doe niet en heeft willen doen, soodat denselve cardinael soowel als den ambassadeur hier hebben gesonden om haere saeck schoon te maecken. Den ambassadeur van Spaignië te RomeGa naar voetnoot13 voucht sich in dese saecke, niettegenstaende het oorlogh, met den ambassadeur van Vrancrijck om het gemeene interest van de ambassade. | |
In Spaignië den nuntiusGa naar voetnoot1, die daer is, iet hebbende willen usurperen op de coninclijcke jurisdictie, heeft den coninck van SpaigniëGa naar voetnoot2 alle sijne ondersaeten verboden eenige provisie van hem te nemen, ende alsoo den vice-nuntiusGa naar voetnoot3 in Portugael daerdoor veel missende van sijn incomen hemselve had willen rechten door geestelijcke excommunicatie, heeft den coning van Spaignië wereltlijcke excommunicatie daertegen gestelt ende alle luiden verboden broot, wijn off spijs aen de vice-nuntius te vercoopen, totdat hij van die onwettelicke excommunicatie sal hebben gedesisteert. Hieruit siet men, dat de coningen, die in de communie sijn van den paus, niet soo geck en sijn als veele meenen. Den 26 November 1639.
Hier loopt een quaed geruchte, alsoff den hertogh van Longueville eenige schade soude hebben ontfangen nae 't veroveren van Neustad in 't belegh van Landauw overvallen door de Beyerschen. De laeste tijdinge van Noremberg waeren, dat PicolominiGa naar voetnoot4 - die tweeduisent te paerd, vierduisent te voet hadde - ende 't leger van HaesfeldGa naar voetnoot5 daerontrent passeerde, dat ConingsmarckGa naar voetnoot6 had gesonden tot het ontzet van het casteel van Mansfeld. Den hertogh van Jainville, soon van den hertogh van Guise, is gestorven te Florence. De Fransoisen seggen, dat het toelaeten van de commercie door de groote abondantie van coren ende wijn in dit jaer aen de ondersaeten van den coninc sal proffiteren veertich millioenen gulden in een halff jaers, hebbende de goude penningen afgeset, delibereren op de estimatie van de silveren ende 't verbieden van goude ende silvere passementen, vergaderen veel coren te Metz ende maecken haere vloot gereed voor het toecomende jaer. Men spreect van d'heer FeuquièresGa naar voetnoot7 te lossen tegen EnckefortGa naar voetnoot8. Nae HautefortGa naar voetnoot9 is noch juffrouwe ChimeraudeGa naar voetnoot10 belast uit het hoff van de coninginneGa naar voetnoot11 te vertrecken om redenen bij mij voor desen geadviseertGa naar voetnoot12. Eenige graven sijn gestelt in de Bastille. | |
Adres (boven aan de brief): Mijn Heer Mijn Heer van Reigersberg, raid in den Hoogen Raide in Hollant. In margine schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 26 Nov. 1639. |
|