Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 10
(1976)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4397. 1639 november 19. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijnheer, Ick heb wel ontfangen uE. brief van den 7 NovemberGa naar voetnoot2, oock de recommandatie voor de dochter van de heer BielGa naar voetnoot3, waerin garen sal doen wat mij mogelijck sal sijn, houdende mij oock daertoe geobligeert. Wij sullen verwachten de besoigne van den heer van SomelsdijckGa naar voetnoot4 in Engellant. De Schotten stellen haere regiering sooveel sij connen op de modelle van de Geünieerde Provinciën, 'twelck oock eertijds het desseing is geweest van die van de religie in Vrancrijck. De Engelschen meenen, dat die Schotsche nieuwicheden uit het hoff van Vrancrijck werden gefavoriseert. Soo de landgravinneGa naar voetnoot5 ende den vorst van LunemburgGa naar voetnoot6 haest een genereuse resolutie nemen, dat sal de partij seer stijven. De coningen soo van DenemarckenGa naar voetnoot7 als van PolenGa naar voetnoot8 sullen de questie van den tol slepen, genietende het beneficie van de possessie. Op het vernieuwde verbont tusschen Engellant ende Denemarcken heb ick gelijcke bedenckinge als die bij uE. werden vermelt. Den brief van Maerten Harpertssoon aen den Engelschen viceadmiraelGa naar voetnoot9 gaet vrij wat rouw. Dat het in Brasyl wel gaet, is van importantie voor de gemeene saecke. Wij sijn hier in geen cleine becommering met de saecke van mijnheer de churfürstGa naar voetnoot10 siende, dat sijne Doorluchticheit is gelogeert in 't Bois de Vincenne ende dat de propositie, die mijnheer den ambassadeur, den graef van LicestreGa naar voetnoot11, heeft gedaen aen den coningGa naar voetnoot12 op woonsdagh laestleden niet goeds en heeft geopereert, ter contrarie dat bevel is gedaen aen de twee jonge heeren broeders van den churfürstGa naar voetnoot13 van niet te vertrecken ende aen monsieur de VauxGa naar voetnoot14, die haer te paerd rijden ende andere exercitiën leert, last gegeven om haer overal te vergeselschappen. Die 't leger van den hertogh van WymarGa naar voetnoot15 resideren sullen haer nae mijne opinie hier over niet sooveel ontzetten als de Engelsche meenen, als sijnde alrede gewent te sien op het gelt van Vrancrijck meer als op andere consideratiën. Den | |
hertogh van LonguevilleGa naar voetnoot1 met die van hetselve Wymarsche leger hebben de stadt van Germensheim becomen ende beschieten het casteel. Men hout hier, dat PiccolominiGa naar voetnoot2 sich gevougt heeft met HaetzveltGa naar voetnoot3 ende gaen nae Böhmen. Groote lichtingen geschieden bij den keiserGa naar voetnoot4, coning van SpaigniëGa naar voetnoot5 ende de eertshertoginne van TirolGa naar voetnoot6 om den Elsas ende Brisgouw weder te becomen. Sij geven uit te sullen bijeenbrengen dertichduisent te voet, twaelffduisent paerden. Inderdaet sal het vrij wat minder sijn ende de Fransoisen sullen een deel van deselve, die te Milaen door MeloGa naar voetnoot7 ende EnriquezGa naar voetnoot8 werden aengenomen, wat wercx geven, alsoo monsieur d'HarcourtGa naar voetnoot9 tot Casal toe is gepasseert ende aldaer ingebracht heeft duisent man te paerd, duisent te voet, driehondert seggen anderenGa naar voetnoot10, soo men ons seit, met andere noodsaeckelijckheit, sonder dat de Spaignaerden die ontrent achtduisent man bij den anderen hadden, haer daertegen hebben derven stellen. Voor Salza is 't verlies van Fransoisen grooter geweest danGa naar voetnoot11 men eerst seide ende sulcx is niet vremd, alsoo de Spaignaerden haer leger wel hadden geretrencheert ende met geschut ende buitenwercken versien ende daerenboven in getal meerder waren als de Fransoisen, die haer tegen alle crijgsregulen attaqueeren. De reste van de Fransche legers gaen in garnisoenen ende om de seditiën, die dese somer sijn gepasseert, te straffen. Meer en geeft ons dese naeherfst niet dan een groot verlangen van alle de werelt over hetgunt den coning van EngellantGa naar voetnoot12 sal doen soo op het stuck van de Schotten als in de questie met Vrancrijck ende Hollant. Den 19 November 1639. Madame de HautefortGa naar voetnoot13 is bij den coning belast te vertrecken, waerin sij haer niet en queet; de reden van haere disgrace is, dat sij te wel was met de coninginneGa naar voetnoot14. Den cardinaelGa naar voetnoot15 heeft eenige goede hoope doen geven aen den churfurstpalsgraeff. Men hout Haetsfe[l]d sterck sesduisent man, GleenGa naar voetnoot16 ende MercyGa naar voetnoot17 sesduisent te voet, vierduisent te paerd, vierendetwintich stucken geschuts, ende werdt gelooft, dat Gleen met een deel van dit volck sal vougen bij Haetsfeld ende Piccolomini. De stadt van Constants werdt gesolliciteert soo van Spaignië als van Beyeren om garnisoen te ontfangen, maer excuseert het beide. | |
Den hertogh van LotteringenGa naar voetnoot1 is te Sirick. Van Vrancrijcxwegen werdt bijwijlen aen hem gesonden. | |
Adres: Mijn Heer Mijn Heer Reigersberg, raidt in den Hoogen Raide in Hollant. In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den XIX Nov. 1639 uyt Paris. |
|