Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 10
(1976)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4363. 1639 oktober 31. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijnheer, De dochter van den heer BielGa naar voetnoot2, die soo lange hij heeft geleeft uEd. seer groote genegentheyt heeft gedragen ende veele voor de gemeene saecke geleden, versouckt uEd. faveur tot conservatie van haer dochterkens recht in de erffenisse van sijn grootvader, den baron van FalescheGa naar voetnoot3, in Bearn overleden, die de vrienden hetselve kint disputabel soucken te maecken onder pretext het huwelijck niet naer de politycke ordonnantie is gesolemniseert, hoewel het bij den Rade van State wettelijck is verclaert ende de geboden waren gegaen ten tijde haren man is overleden. Ende hoewel den heer van OosterwijckGa naar voetnoot4 ordre heeft om die saecke met alle middelen te bevoirderen, soo vertrout sij, dat uEd. gunste veele daertoe sal connen contribueren, die ick hope uEd. niet sal weygeren aen een weduwe niet te wel door het ongeluck van den tijt bij haer vader belaten ende onder solemnele beloften misleyt ende beslapen ende wiens vader uEd. onder sijne vrienden hebt gereeckent. Waromme ick uEd. die saecke niet wil recommanderen maer alleen notificeren, opdat sij door die van de kercke die in Bearn niet weynych vermogen, bijsonder in een saecke, die de consiëntie raeckt, maer bij alle andere die uEd. daertoe dienstych oordeelen sal, mach werden geholpen, blijvende genegen om uEd. bij alle occurrentie wederom te dienen. Eyndyge dese. UEd. seer dienstwillygen ende geaffectionneerden broeder
| |
Desen leste Octob. 1639. | |
Adres: Mijn Heer Mijn Heer de Groot raedt ende ambassadeur ordinaris van de coninginne ende crone van Sweden bij den alderchristelijcksten coninck. In dorso schreef Grotius: 31 Oct. 1639 N. Reigersberg. En boven aan de brief: 16 Nov. |
|