Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 10
(1976)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4373. 1639 november 7. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot7.Mijnheer, SomersdijckGa naar voetnoot8 vertreckt eerst morgen naer Zeelant, waer de scepen sijn gesonden, omdat de passagie daer maeckelijck valt; apparent heeft gewacht op tijdyngen uyt Engelant, die ons seggen, dat den conynckGa naar voetnoot9 vrij te onvreden is over de attaque in de Duyns, maer hoe verde dat gaet, wert niet gedivulgeert. Wat het parlement van Schotlant voortbrengen sal, weet men niet, maer vele vreesen daer uyt nieuwe swaricheyt. Soo men ons doet geloven, soo versoucken de Scotten remboursement van de costen bij haer int wapenen gedragen deselve begrotende op hondertvijftichduysent ponden steerlynckx, die sij garen souden in derthien iaren uyt het incommen van de geestelijcke goederen rembourseren. Voorts schijnt d .... plaetse van de rijckxraden, die den conynck daer stel(t over) | |
het beleyt van saecken, pogen te brengen aen eenygen huys...., aen dewelcke sij seggen van outs sulckx suo iure te hebben gecompetert. De brieven van den heer MilanderGa naar voetnoot1 van den 27 Octob. uyt Lipstat leeren ons, dat hij gynck naer de lantgravinneGa naar voetnoot2 om finale resolutie te nemen over het verdrach van Lunenburch, die niet en schijnt van meenynge te sijn het stift Hildesheym aen den churfürst van CeulenGa naar voetnoot3 in te ruymen. Den conynck van DenemarckenGa naar voetnoot4 offereert hem als moyenneur van dit different, daertoe den biscop van Ceulen seyt bereyt te sijn, mits dat de possessie provisionelijck in werde geruympt. De ambassadeurs van desen staetGa naar voetnoot5 waren noch te Geluckstadt wachtende op haer tweede audientie, die wesen sal, soo het den conynck gelieft, als sijne Mteyt wederom uyt de Zont comt, waernaer hij is gereyst des snachts, soo hij des avonts de ambassadeurs wel hadde getracteert sonder van eenych vertreck te vermanen. In die tijt scheen niet, dat hij genegentheyt hadde op de clachten van de verhogynge van tollen veel te doen, ende vreest men, dat de verniewynge van de alliante tusschen Engelant ende Denemarcken wel soude mogen sijn gesloten met eenyge preiudiciable articulen voor desen staet. De Engelsche publiceren de attaque bij onsen admiraelGa naar voetnoot6 aen de Spaense is gedaen ten tijde sij eerste hare behouften van poeder creeg, gelijck in der waerheyt sij ontrent die tijt buscruyt waren ontfangende, anders, seggen sij, soude de victorie soo facyl niet hebben gevallen. Het schip van d'Oquendo is (in) het Schuyrken geborsten, d'OquendoGa naar voetnoot7 selffs tot Dunckercke in seer cleyne achtynge. In Brasil stont het Augusto voorleden heel wel, hadden sij meer scepen connen derven, souden meer suyckeren hebben gesonden. In Denemarcken is den heer MeursiusGa naar voetnoot8 overleden. Woensdach hebben wij biddach ende vierynge. De copie van den brieff, daerbij den admirael den vice-admirael van EngelantGa naar voetnoot9 notificeerde sijn dessein, sende ick hiernevensGa naar voetnoot10. Desen 7 Nov. 1639. | |
Adres: Mijn Heer Mijn Heer de Groot, raed ende ambassadeur ordinaris van de coninginne ende croone van Sweden bij den alderchristelijcksten coninck. Boven aan de brief schreef Grotius: Rec. 12 Nov. En in dorso: 7 Nov. 1639 N. Reigersberg. |
|