Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 10
(1976)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd4374. 1639 november 7. Van P. SpiringGa naar voetnoot1.Mijn Heere, Hier ende passeert voor desen tijt anders niet als dat den heer Van SommeldijckGa naar voetnoot2 in extra ordinaris ambassade van hier naer Engelandt gaet; wat sijn verrechten sal sijn, leert ons den tijt. Uyt Duytslandt hebben wij als soude sijn Excel.cie den heer BannierGa naar voetnoot3 in den bataille met 16 stucken geschut hem gepresenteert hebben, voor Prage in ende om den Tier hoff; daerentegens soude den eertshertoch LeopoltGa naar voetnoot4 met sijne macht op den Witten Berch gecomen sijn. Sijn Exel.cie dit vernemende soude op hem aengegaen sijn, daerop den voorss. eertshertoch hem weder met verlies van eenich volck in Prage geretireert soude hebben; dat sijn Exel.cie Bannier oock Coningsol aen de Moldauw geoccupeert ende beset soude hebben; oock dat sijn Exel.cie met 10000 soo te paerd als te voet voor Pilsen gecomen denselve stadt berent ende nu belegert. Godt Almachtich verleene sijn Exel.cie occupation deser stadt ende voorts goede progressen in alle sijne desseinen. Wat uyt Pommeren ende Polen compt, can UE. in bijgaende copiënGa naar voetnoot5 vernemen. Voorts is mijn gantsch dienstich versoeck UE. wilde gelieven mij te senden het tractaet soo tuschen de croon Sweden ende Vranckrijck jongst te Wissemaer gemaecktGa naar voetnoot6 'twelck ick selfs gehadt, maer 'tgeene soo van mij verlecht, dat het niet te vinden is, waermede mij groote vrundtschap geschiet. Daertegens mij schuldich erkenne te blijven UEx.cie vrient ende dienstwilligen
| |
Haagh den 7 9bris 1639. | |
Boven aan de brief schreef Grotius: rec. 15 nov. |
|