Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 10
(1976)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3952. 1639 januari 29. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot4.Mijnheer, UE. laeste briefGa naar voetnoot5, daer de date in vergeten is, heb ick ontfangen. Blijve met uwe Ed. van opinie dat het Hessische volck niet licht in Franschen dienst sullen gaen, alsoo sij clagen bij gebreck van volcominge van de Fransche belofte veel vercort te sijn. Het desseing op de craken in Angola is niet te verwachten; van de presentatie van den coningGa naar voetnoot6 aen de Westindische Compagnie heb ick hier niet verstaen. Den voorslagh evenwel is niet vremd. Soo den hertogh van WimarGa naar voetnoot7 comt te hoof, soo moet men geloven, dat hij Brisac wil geven in de Fransche handen. Tot accomodatie van de saeck van den hertogh van EspernonGa naar voetnoot8 sie ick geene | |
apparentie, alsoo mijnheer den prinsGa naar voetnoot1 heeft doen drucken sijne harangueGa naar voetnoot2 gedaen voor desen in 't parlement van Bourdeaux, meest tegen den hertogh van ValetteGa naar voetnoot3, maer soo, dat Espernon oock niet gespaert en werd, hoewel eenige saecken, die in de propositie waeren aengeroert, nu daeruit sijn gelaeten. De judicature over HoutebeensGa naar voetnoot4 gesellen waer nae mijne opinie beter gebleven bij de admiraliteit. Tot Brisac is geen eigentlijcke hulding geseit, maer groote congratulatie ende de trante soodaenigh als ick heb gsechreven. De advysen nopende 't oorlogh ofte paix tusschen den TurckGa naar voetnoot5 ende Persiën loopen hier mede verscheiden eenige houdende dat Baldach noch blijft belegert. De winter alleen belet, dat de Venetianen niet met groote macht in Dalmatië ende Cypres werden aengetast. 't Is mij lief, dat tot Rotterdam eerlijcke luiden in den dienst comen. Ick wensche die stad veel goeds, oock met intentie van haer dienst te doen, soo de occasie sich presenteere ende recommandere uE. alle voor dese geschreven saecken. De keisersche clagen over de Spaignaerden van dat uit Italië geen volck is gesonden tot het secours van Brisac ende weigeren daerom uit Duitschlant volck nae Italië te laeten passeren. De Switsers sijn oneenich; soo oock de Grisons, alwaer de gemeente clagen, dat alles bij weinige geschiet buiten haere kennisse. De garnisoenen van Steig ende de brugge aen den Rijn werden met Spaensch gelt betaelt. Van de conspiratie, ontdeckt te Thurijn, schrijft de hertoginneGa naar voetnoot6 aen haere vrunden, dat hetselve is geweest Thurin in te nemen met hulp soo van anderen als van den gouverneur van het casteelGa naar voetnoot7 ende de plaetse van Carmagnola. Doch de geruchten (i)n Italië doen daerbij, dat de intentie is geweest de hertoginne ende de jonge (he)rtochGa naar voetnoot8 te brengen op 't casteel van Milan. Den cardinal de SavoyeGa naar voetnoot9, die hiermede alle sijn incomen uit Piedmont is quijt geworden, is geweest te Milan om wat gelds te becomen ende is den pausGa naar voetnoot10 bij den ambassadeur van SavoieGa naar voetnoot11 versocht om denselve cardinal te Rome te ontbieden om meerder swaericheit te verhoeden. Hier sijn advisen dat den coninc van de TartersGa naar voetnoot12 aen de Swarte Zee met vijftigduisent man is ingevallen in Moscovië ende dat de Turcken bij de dertich schepen hebben becomen op de Kosacsche Tartare die van de Moscovyten geprotegeert werden. | |
Landscroon is bij den hertogh van Wimar becomen ende prins RoderickGa naar voetnoot1 van Wittenberg die daer gevangen was vrij geworden. Den hertogh van LorraineGa naar voetnoot2 claegt over de keiserschen, omdat hij niet nae behooren wert gesterckt. Daer werdt bij de Fransoisen opgelet ende is den abbé DoratGa naar voetnoot3 nae Engellant gesonden om de hertoginne van ChevreuseGa naar voetnoot4 hier te doen comen, teneinde sij denselve hertogh van Lorraine bewege om eenige recompense voor sijne verloren landen te nemen in Vrancrijck als Anjou ofte Berry. De vijanden stercken seer alle plaatsen, die sij hebben in twintich mijlen ontrent Brisac ende werden bij veelen aengeraiden om de Switsersche steden, principalijck Basel, aen te tasten ende alsoo den hertogh de toevoer af te snijden ende Brisac weder te becomen. Den gouverneur van Benfeld, QuernhemGa naar voetnoot5, is overleden. Than hout noch tegen. De Switsers hebben den coningGa naar voetnoot6 toegestaen sesduisent man in haere landen te mogen lichten. MercyGa naar voetnoot7, een Lorrainsche overste, is in Lorraine ende tot bewaering van de Franche Comté tegen de Fransoisen ende Wimarschen werden eenige Spaensche regimenten verwacht onder SarmientoGa naar voetnoot8. Den Venedischen ambassadeurGa naar voetnoot9 tot Constantinoplen werdt opgehouden tot de comste van den Grooten Heer. Den PoolscheGa naar voetnoot10, die tot Venetië is geweest, gaet nae Gennes, Florence ende voorts nae den paus. Slaet voor van den prince CasimirGa naar voetnoot11 tegen den prins RobertGa naar voetnoot12 te doen verlossen. Maer de Fransoisen vragen nae prince Robert niet veel ende meenen, dat hij sich te Wenen sal laeten instrueren in de religie; hebben oock weinigh hoope dat de Engelschen met ons in verbont souden mogen comen. In Italië vallen veel discoursen, dat des keisers broederGa naar voetnoot13 cardinael sal werden. Hier werd gesproocken van den hertogh van AnguienGa naar voetnoot14, oudste soon van mijnheer den prins van Condé, te huwelijcken aen de dochter van den marescal de BresséGa naar voetnoot15 ende van 't accommodement van de saecke van den hertogh van GuiseGa naar voetnoot16, mede door een huwelijck van den prince van Joinville, sijne soonGa naar voetnoot17, met e(e)nige van de maegschap van mijnheer den cardinalGa naar voetnoot18. Wij hebben hier eene die den coninc een middel aenwijst om alle de nieuwe impositiën ende gabellen af te doen, negen millioenen gulden maentelijck op te | |
leggen ende daerenboven in alle tijden soo van vrede als anders vijftigduisent man wel te onderhouden. 't Middel is, dat yder man buiten d'heel armen, een stuiver 's daegs sal geven aen den coninck, 'twelck hij sustineert soo veel als geseit is te sullen uitbrengen. Tot Parijs, den 29 Ianuary 1639.
Worms, Franckendael, Heidelberg, Spier sijn volgepropt van garnisoenen. 't Meerendeel van 's keisers volck is bij Eslingen. Schijnen te willen gaen nae Heilbrun. 't Leger van den hertogh van Wimar is gemonster[t] bij Porentrue ende bevonden ontrent elffduisent.
Mijnheer den prins van OrangieGa naar voetnoot1 is heel wel met den cardinael. Ick heb eenige geschriften gesien bij de keiserschen ende Spaenschen eertijd overgegeven aen die van Dantzig om alle den handel van Spaignie aen die van Dantzig te brengen met (?) aen de Hollanders deselve volcomentlijck af te snijden, doch voor desen tijd is dat niet te vresen. | |
Adres: Mijn Heer Mijn Heer van Reigersberg, Raed in den Hoogen Raide in Hollant In den Hage. In dorso schreef Van Reigersberch: broeder de Groot, den 25 (sic) Ianu. 1639 wt Paris. |
|