Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 9
(1973)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3871. 1638 december 2. Van P. PelsGa naar voetnoot5.Mijnheer, U. Ex.cie berichte ickGa naar voetnoot6 de wedercompste van sijne may.téGa naar voetnoot7 int Polse rijck hebbende tot Nicolasborgh, 12 mijlen van Weenen, met den kayserGa naar voetnoot8 gesprocken ende, hoewell dat men uytstroyt niet anders als publick, soo ben ick seekerlijck bericht, datt se well 10 uren alleen cabinet gehauden hebben. Sijne may.té van Polen heft an de principale palatini versocht eenen rijxdagh uyt te schrijven op naervolgende 4 puncten:
| |||||||||
De palatini treckent in groote consideracie en discoureeren als volgt: opt. 1 dat den vrede met den TurckGa naar voetnoot1 geene solonnelle assistencie en kan lijden; op 2. dat men het regement van Den HoffGa naar voetnoot2 met assistencie van die quarceani tegens de Cosaacquen sonder rijxdagh well kan gerenforceeert worden; op 3. dat prins Casamirus couverto sonder raet en kennisse uyt het rijck is vertrocken, moet alsoo vor hem selven sorgen; ist omme wat gelts te doen, men kan sijne may.t tegemoet kommen; op 4. dat men ome de stadt Dansick met vremde soldaeten geene orlogge en heeft aen te vangen, daer dan bij compt de rayse van sijne may.té in Oostenrijck, die groote onbrage veroorsaackt ende ordeelen de militayre persoonen soo haest en sall den vrede van Deuytsland niet gemaekt sijn ofte de imperiale armee sall den coning van Polen overgelevert was. Naer dat sijne may.t van Polen int rijck kommende het verlies van de battayle in Westphaelen vernommen en dat palsgraff RobrechtGa naar voetnoot3 gevangen, soo heft den commissareys Geraerd Denn HoffGa naar voetnoot4 naer Weenen an den kayser gesonden, ofte die niet en saude tegens Casamirus gelost worden. De SpiringenGa naar voetnoot5 sijn van Coninxberg weder naer Warschauw vertrocken en, naer dat men mij vandaer bericht, sijn soo wijs gespedieert als sij daer sijn aenkommen, maer sij geven vor van groot contentement te hebben, dat ick ooc ten deele geloove. Watter passeert, sall ick U. Ex.cie adviseren en mij sall aengenaem sijn altemets oock een brieffken van Parijs te sien. Ick hoore, dat het beeldt van Nostre Dame à l'église de Nostre Dame groote miraculen doet. Ick recommandere mij in U. Ex.cie goede gracie en blijve, mijnheer, U. Exelencie diener
| |||||||||
Dansick, 2 Xcemb. 1638. | |||||||||
Adres: A monsieur Monsieur Hugo de Groot, Ambassadeur ordinayre de sa may.té et Couronne de Swede Parijs. Boven aan de brief schreef Grotius: Rec. 13 Ian. In dorso: 2 Dec. 1638 P. Pels. |
|