Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 9
(1973)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3853. 1638 november 18. Van P. PelsGa naar voetnoot9.Mijnheer, Over 8 daegen was mijnen lestenGa naar voetnoot10. Sedert en isser geene veranderinge. | |
Den coningGa naar voetnoot1 is weder int rijck; die heft an dese SpiringenGa naar voetnoot2 eenen brieff geschreven inhaudend endeGa naar voetnoot3 middelen an de handt te hebben ome Dansick tot debvoir te constringeeren. Seynt hun ooc meteenen eenen brieff an den churvorst van BrandeborghGa naar voetnoot4 open, twelck mij pampieren harnasachtigh vorcompt. Den Engelse agentGa naar voetnoot5 is uyt Engelandt aenkommen; refereert, dat daer staet over dese differencie gemaekt wordt, maer de exempelen van soo laet en soo wynigh an de palsgravenGa naar voetnoot6 maecken flauwe vertroostinge; den tijt dient insunderheyt in acht genomen. Generall BaudisGa naar voetnoot7 was korts hier bij den imperialen agentGa naar voetnoot8; daer en gebreecken geene discoursen hoe men Dennemarcken vor gedaen afront saude mogen an boort kommen, want die scheepen op de reede hebbent gantse compas verstelt. De stadt seynden haeren pensionarisGa naar voetnoot9 naer sijne may.té ome humiliteyt te toonen. Daer wordt gesegt, dat Geraerdt Den HoffGa naar voetnoot10 in de saacke van prins CasamirusGa naar voetnoot11 naer Vranckrijck gaet. Daer compt tijdinge, dat de Cosaacquen de Polen geslagen met hulpe van veel dusent Tartaren; dat sall de saacke van Dansick versachten. Hiermede eynde, blijve, mijnheer, U. Ex.cie diener
| |
8/18 (no)vemb. 1638 Dansick.
Ick hebbe an sijn Ex.ce de rijxcantz.erGa naar voetnoot12 alles (g)eschreven, watter omme gaet; oock dat ick U. Ex. geschreven, ofte inde de apresensie van prins Casamirus met wat vordeel vor dese staet saude konnen getracteert worden. | |
Adres (beschadigd): son Ex.ce monseign.r l'abassa(deur) de sa may.té de Swed(e) Paris. Boven aan de brief schreef Grotius: Rec. 22 Dec. |
|