Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 9
(1973)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3573. 1638 mei 10. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijn Heer, Dese mael hebbe ick dubbel deel gehadtGa naar voetnoot2, daerover ick mij ten hoochsten hebbe te bedancken te meer, omdat een van de twee brievenGa naar voetnoot3 vol was van seer substantieele advisen ende beter gestoffeert als ick wel in lange hebbe ontfangen. Hope uEd. daerin sal continueren, opdat ick materie mach vinden om, off het daertoe t'eenyger tijt quam, voor de uwe yet te connen doen bij degeene, die al vermach. De Staten van Hollant sijn gescheyden hebbende geconsenteert den tweehondersten penynck, die renderen sal anderhalff millioen, ende voorts in ander cleine middelen ende negotiatie van 1300m guldens tot ontrent drie millioenen een halff. De vierduisent waertgelders sullen worden aengenomen. Op het secours van Sweden is geen resolutie genomen. De lantgravinneGa naar voetnoot4 heeft naer d'expiratie van tresves d'hostiliteyt begonnen met het overvallen van Paterborn ende ruineren van eenyge keyserse. GallasGa naar voetnoot5 is noch ontrent de Weser. PicolominiGa naar voetnoot6 heeft met de Bergsche ende Gulicksche standen gehandelt de inquartierynge te verlaten voor vijffentwintychduysent rijxdaelders; dat moeten zij geven om te doen vertrecken die niet langer blijven kan, alsoo optreckt naer de frontieren van Vranckerijck. Den churvurst van CeulenGa naar voetnoot7 ende hertoch van NieuburchGa naar voetnoot8 delibereren, hoe sij de contributiën, die den vicomte de TurenneGa naar voetnoot9 van haer onderdanen vordert, sullen beletten; doch indien waer is hetgene men hier gelooft, dat de gemelte vicomte met duysent paerden door Luxemburch naer Vranckerijck is gereden, soo houven sij haer daer niet verder mede te becommeren. Het voetvolck is noch ontrent Luyck. BilderbeeckGa naar voetnoot10 adviseert, dat den hertoch van BeyerenGa naar voetnoot11 hem in persone voucht bij het leger, dat tegens hertoch BarentGa naar voetnoot12 gaet. De lichtynge van den churvorstGa naar voetnoot13 avanceert tamelijck. Dat op de zee met meer ijver moet worden geleth verstaet men des te beter, omdat advisen commen, dat den conynck van SpaengiënGa naar voetnoot14 remitteert vijftichduisent croonen ter maent om tot d'equipage tot Dunckercke gebruyckt te worden. Wt Dansych schrijft mij monsieur PelsGa naar voetnoot15, dat hij daer hadde verstaen, dat de lantbotten, hetwelcke is den cleinen adel, veel difficulteyt tegens het heffen van den tol maeckten ende de stat wel geresolveert was haer van hare vrijheyt niet te | |
laten verminderen vertrouwende haer wel te sullen maintineren, ten ware haer opquame gewelt van wtlantsche hulpe. Ick sal niet versuimen aen te houden, dat den soonGa naar voetnoot1 met den eersten werden gesonden. AelianusGa naar voetnoot2 vint hem seer perplext, voorsiende genouchsaem, soo het werck niet voortgaet, de ruine van sijne broedersGa naar voetnoot3, ende haer voornemen kan hij niet favoriseren. Dat den tijt het getal van sijne vrienden hier vermeerderen sal, kan ick niet sien. Onsen NeeffGa naar voetnoot4 seyde mij dese dage, dat hij hem seer peneux vint ende qualijck weet, hoe hij van het werck van den tol spreecken sal. Met CaesarGa naar voetnoot5 sal ick een eynde sien te maecken ende bij alle occurrentien uEd. ende de uwe garen dienen. Uwen tweedenGa naar voetnoot6, die nu bij ons is, bevalt mij heel wel, is van een geseggelijck naturel ende goet van oordeel. Bij NumerianusGa naar voetnoot7 hope ick hem, als het tijt is, vrienden te doen vinden, ondertusschen hem hier alle mogelijck addresse geven, opdat hij t'eenyger tijt mach seggen: ingenio famae damna rependo meaeGa naar voetnoot8. Naer onsen neeff ReigersberchGa naar voetnoot9 verlange ick, dat hij wt Italie comme. Heeft hij daer geleert de cunste van weynych te spreecken soowel als weynych te schrijven, soo sal hij hem niet licht verpraeten. Dan het schijnt, dat degene, die buyten sijn, niet dierder en vinden als den inkt ende het pampier, hetwelcke in Duytslant min vremt is, alsoo het oorloge daer veel pampiermolens heeft gedestrueert. Met monsieur VickevoortGa naar voetnoot10 vrienschap te doen hope ick uEd. hem wel sal bevinden. Desen 10 Mey 1638. Ick kan niet sien, off, indien de handelynge te Ceulen moste vallen, uEd. derrewaerts soude moeten gaen. | |
Adres: Mijn Heer Mijn Heer de Groot, Raet ende Ambassadeur van de coninginne ende Croone van Sweden bij den Alderschristelijcksten Conynck. In dorso schreef Grotius: de la main du jeune Pels. 10 mey 1638 N. Reigersberg. Boven aan de brief schreef Grotius: Rec. 20 may. |
|