Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 9
(1973)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3589. 1638 mei 22. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot6.Mijn Heer, Omdat ick geen secretaris en heb ende niemant, die nu in mijn huis is, leesbaer can schrijven, soo soeck ick corte wegen om mijselve te ontlasten ende sende over- | |
sulcx aen uE. open de brieven gaende aen de heer SpierinckGa naar voetnoot1, opdat uE. deselve gelesen hebbende gelieve te sluiten ende ick niet genootsaeckt en werde tweemael een ding te schrijven. UE. gelieve wel te vernemen nae twee dingen, off de hant van Pels' soonGa naar voetnoot2 goed genoech is om mij te dienen ende off men verseeckert is, dat hij met den eerste sal comen, want anderen haer presenteren, die groote bequaemheit hebben: hoedaenige ick misschien daernae niet soo wel en soude vinden. Ick com tot uE. brief van den 10 MeyGa naar voetnoot3. Ick bidde uE. niet te dencken van iet goeds voor de mijnen te doen bij deghene, die daer alles vermach, alsoo ick sulcx niet en begeere ende voor mij nochte voor haer om veele redenen niet raedsaem en vinde. Dat die van Hollant soo haest vijf millioenen hebben gevonden, is seecker veel; die soo licht gelt vinden, connen oock Sweden wel wat hulps doen. Soo die croon haerselve terugge treckt, 't soude in de saecken van de werelt groot verloop maecken. Dat van Padeborn gaet wel, daer is veel aan gelegen, waer Galas'Ga naar voetnoot4 volck haer logeren medebrengende verwoestinge voor de landen, daer sij sijn ende eene gestaedige vrese voor de naebuiren. Van den vicomte de TuraineGa naar voetnoot5 hoor ick hier niet anders dan dat duisent van sijn volck te Sedan sijn aengecomen, de rest verwacht werden. Dat den hertogh van BeierenGa naar voetnoot6 nae hertogh BernhardGa naar voetnoot7 toecomt, verstaen wij hier mede. 't Gunt uE. schrijft van 't gelt op Duinkercken overgemaect, behoort. De Polen, die hier sijn, meenen den coninckGa naar voetnoot8 soowel het voornemen van 't nieuwe ridderschapGa naar voetnoot9 sal laeten vaeren als van den tol met de stad van Dantzig accorderen. Soo AelianusGa naar voetnoot10, daer hij nu is, niet en can opereren, gelijck hij voor desen heeft gedaen, weet ick niet, off sijne qualiteit sal connen duiren. Ick en meen niet, dat den coninc van Polen Aeliani broedersGa naar voetnoot11 sal abandonneren, maer haere proffijten mochten wel minder vallen. Wilt bij CaesarGa naar voetnoot12 doen wat mogelijck is, ende mijnen tweedeGa naar voetnoot13, die hier sijn tijdt niet quaelijck besteet en heeft gehadt, animeren tot de rechten ende practijck, om haest bij NumerianusGa naar voetnoot14 te mogen comen, alwaer ick hoop, dat mijne voorgaende diensten tot het lant hem vrunden sullen doen vinden, midtsdat hij hem geen arbeit en laete verdrieten, waertoe hij dient vermaent. | |
Van onsen jongen neef ReigersbergGa naar voetnoot1 heb ick in lang geene tijding gehadt, ende uEd. heeft reden om niet alleen over hem, maer over veele andere jonge luiden te clagen. Monsieur WickenfortGa naar voetnoot2 is hier eens geweest, sal al doen, wat ick can, om de oude vrundschap te onderhouden ende te vermeerderen. De handeling van vrede vanwegen Sweden sal niet te Colen, maer off te Hamburg off te Lübeck vallen. Ick bidde om mijne gebiedenisse aen de vrunden. Den 22 Mey 1638.
Ick heb oock uE. briefGa naar voetnoot3 ontfangen, dienende tot recommendatie van den jongman van AlcmaerGa naar voetnoot4, aen denwelcke ick doen sal wat mij mogelick is.
Wij arbeiden hier om te sien, wat Vrancrijck voor ons sal willen doen, soo men comt te handelen van een bestant, ende hoopen haest claer te sien. Hertogh Bernhard heeft onder het beleit van GuebrianGa naar voetnoot5 drie duisent man becomen, seer fraie luiden; segt, dat hij wil den vijant tegengaen. Soo wij verstaen, is de macht tot noch toe seer gelijck ontrent vijftien duisent man. Brisac, sijnde voor een weinig tijd wat ververscht geweest van vivres, sal wederom beginnen noodt te lijden, doende Sijne Fürstelijcke Genade sijn best om deselve stadt alle nieuwe toevoer af te snijden. Men seit oock Offenberg ofte Kensinguen wel mochte belegert werden. Den marescal de ChastillonGa naar voetnoot6 had over eenige dagen tien duisent man. Nu sijn hem bijgecomen twaelffhondert paerden ende acht regimenten van het volck, die gedestineert waeren voor den marescal de la ForceGa naar voetnoot7. Men seit hij wel mocht gaen belegeren Hesdin, Aras ofte S.t Omer. In de monsteringen valt hier overal groot gebreck, soo door faute van betaeling als door andere onlusten. Dat Aurach bij TaubatelGa naar voetnoot8 is becomen, is nu seecker, maer 't casteel, soo wij verstaen, wert bij de vijanden gedefendeert. Rijnfeld ende Lauffenburg werden seer gefortificeert ende den Wijmaerschen colonel RosaGa naar voetnoot9 heeft den keiserschen colonel WolffGa naar voetnoot10 eenig volck afgeslagen. De Switsersche protestanten sijn in groote vrese, letten op haere defensie ende wenschen veel gelucx aen hertogh Bernhard, niet sonder reden. | |
Bij de Grisons beginnen de protestantsche predicanten weder wat Fransch te predicken, maer de meeste regierders sijn met Spaensche kettingen gebonden. Den pausGa naar voetnoot1 is wederom geslagen met apoplexie siende de Spaignaerden in Italië soo machtigh ende pater JosephGa naar voetnoot2 alhier omdat men hem geen cardinaelshoet en wil geven. Jan de WaertGa naar voetnoot3 ende EnckefortGa naar voetnoot4 werden hier gebracht in het bois de Vincenne, om in oorlog geen quaed te doen, misschien oock om te dienen tot een bestant ofte vrede. In plaetse van d'heer AnstrutherGa naar voetnoot5 gaet den ridder Thomas RoeGa naar voetnoot6 te Hamburg. Wat hij daer sal brengen, veel ofte weinig, sal ons veel lichts geven om te oordeelen, off den palsgraeffGa naar voetnoot7 verlooren sal gaen ofte niet. De tracte (?) staet seer twijffelachtich. Dat volck, dat te Sedan is gecomen ende verwacht werde, sal dienen onder den marescal de BreszéGa naar voetnoot8. Den conincGa naar voetnoot9 is weder gecomen te S.t Germain. Vandaeg verwacht men hier Jan de Waert. Veele meenen Duinkercke belegert sal werden met belofte van de plaets te demoliëren om de Engelschen alle ombragie te benemen. | |
Ter hoogte van ‘open de brieven’ schreef Grotius in margine: Ick heb daernae beter gevonden den brief aen de heer Spierinck te sluiten ende deselve andermael uit te schrijven. Adres: Mijn Heer Mijn Heer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant In Den Hage. In dorso schreef Van Reigersberch: broeder de Groot, den 22 Mey 1638 wt Paris. |
|