Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 9
(1973)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3552. 1638 april 30. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijn Heer, 'T oorlogh en gaet hier niet quaelijck. GuebrianGa naar voetnoot2, meen ick dat nu is bij den hertogh van WymarGa naar voetnoot3 met vier ofte vijf duisent man. Sijn volck sijn hem gevolgt meenende Ian de WaertGa naar voetnoot4 in haer handen te crijgen ende in Vrancrijck te brengen, waernae ydereen seer verlangde. Sijne Fürstelijcke Genade meent Brisac haest te connen becomen, soo hem tyen duisent man te voet, drie duisent te paerd werden toegesonden. Den hertogh van LonguevilleGa naar voetnoot5 meent haest soo veel volck bijeen te hebben in de Franche Comté ende den hertogh van Wimar te naerderen, tot secours te dienen in tijdt van noot ende, soo de occasie goed is ende Vrancrijck dienstelijck, hem te volgen. Den hertogh van LorraineGa naar voetnoot6 niet hebbende connen doen tot revidaillement van Brisac heeft sijn volck, gecommandeert bij MercyGa naar voetnoot7, terugge getrocken, gecomen selff te Besanson ende aldaer peryckel geloopen van geassasineert te werden in sijn coetse, waervan wij de particulariteiten verwachten. Den conincGa naar voetnoot8 sent gelt overal, 400 duisent gulden op reeckening aen den hertogh van Weimar, assignatiën voor Hollant, beloften van 200 duisent rijcxdalers ofte wat meer 's jaers aen de landgravinneGa naar voetnoot9. 'T gelt van Sweden meent monsieur HeufdGa naar voetnoot10, dat over drie maenden sal gereed sijn. Als men verseeckert sal sijn, wat Engellant sal doen voor den palsgraefGa naar voetnoot11, sal men hier 't exempel volgen. Den marescal de ChastillonGa naar voetnoot12 hoopt te hebben 16000 man, waeronder sal sijn de Duitsche cavallerie onder 't beleidt van den heer DegenfeltGa naar voetnoot13, aen dewelcke daertoe commissie als lieutenant-generael is gegeven. Wij sullen sien, wat hij op de Nederlandsche frontieren, den prins van CondéGa naar voetnoot14 bij Navarre, den hertogh van La ForceGa naar voetnoot15 ende den marescal BrezéGa naar voetnoot16, daer het te pas sal comen, sullen uitrechten. Men laet oock niet te dencken om vrede ende trefves. Den coning schijnt te quitteren de difficulteit van den coning van HongarenGa naar voetnoot17 niet te willen kennen als | |
keiser, in welcke qualiteit hij soo in heel Duitschlant als te Rome ende overal door de werelt werdt erkent. Den keiser sal paspoorten geven voor de gesanten van de landgravinneGa naar voetnoot1, den hertogh van WimarGa naar voetnoot2 ende andere Duitsche geallieerde van Vrancrijck ende Swede niet om directelijck te handelen, maer om te senden daer de ambassadeurs van SwedeGa naar voetnoot3 ende VrancrijckGa naar voetnoot4 sullen sijn, om door deselve ambassadeurs voor te stellen, dat haer oorboir sal duncken. Ick heb met monsieur de ChavignyGa naar voetnoot5, die hiertoe bij den coninc is gedeputeert, hierop ende op andere saecken begonst te handelen niet twijffelende, off Vrancrijck sal in 't maecken off van trefves off van vrede voor Sweden doen, dat de vrundschap ende nieuwe alliantie vereischt, ende oock, in gevalle van trefves, Swede bijstaen tot bewaering van de plaetsen, die nu bij Swede werden beseten. Den coning is te Chantilly, gaet nae Compiègne ende misschien vorder om sijn legers te oversien. De coninginneGa naar voetnoot6 is nae het doen van swangere vrouwen wel te pas. Mijn huisvrouw is gisteren bij Haere Majesteit geweest. Men verlangt hier seer, soo nae het overnemen van het nieuwe volck uit Swede als nae de tijdinge, dat den prins van OrangieGa naar voetnoot7 sal sijn in het velt, wenschende hem daertoe gesontheit. Hanouw hout sich noch sonder 's keisers garnisoen. Oft het duiren sal, is onseecker. Men seit GötzGa naar voetnoot8 vijftien duisent bij malcander heeft ende meer verwacht. SavellyGa naar voetnoot9 vergadert oock volck bij Constance. GalasGa naar voetnoot10 send eenige oppewaert ende den hertogh van BeyerenGa naar voetnoot11 ende naebuirige bisschoppen doen groote lichtinge. De jonge palsgravenGa naar voetnoot12, soo ick hoor, sullen den coning spreecken ende gedeckt sijn in presentie van de ambassadeurs van EngelantGa naar voetnoot13, 'twelck oock de hertogen, 's conincx van Vrancrijck ondersaeten sijnde, in sulcken tijd werdt vergunt. Wij verlangen seer nae 'tgunt te Hamburg voor sal vallen ende wat macht den palsgraeff, de landgravinne met het Sweedsche secours, te samen sullen brengen. Oostfrieslant meen ick, dat soo weinigh bij de Hessische als bij de Hollanders sal werden gequitteert. Den 20/30 April 1638.
ForbischGa naar voetnoot14, den Poolsche gedeputeerde, is gegaen nae Wenen. | |
De Switsers laeten geen volck meer uitgaen uit haere quartieren, vresende voor haer selve. | |
In dorso schreef Van Reigersberch: broeder de Groot, den 30 April 1638 wt Paris. |
|