Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 8
(1971)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3128. 1637 juni 23. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot6.Mijn Heer, Nademael ick met de brieven van den 12 deser de mijne van den vijffden nochte den 12 niet en hebbe ontfangen, moet ick geloven, dat die onder het couvert van den heer Van NortholmGa naar voetnoot7 mede naer Sweden sijn gesonden, hetwelck voor het toecommende dient verhoet. Het comt nu qualijck, alsoo ick ons NeeffGa naar voetnoot8 niet hebbe connen geven advis, wat in sijne saecken was gedaen, sijnde de stucken, naer | |
mij den heer van ZuylecumGa naar voetnoot1 heeft geseyt, wederom in handen van TassijnGa naar voetnoot2, die op gelegenheyt wacht om over te senden. Indien deselve door mijne handen hadden gepasseert, soude occasie hebben gehadt uEd. te doen verstaen, hoe die ontfangen waren geweest. Indien uEd. mij ergens van heeft geschreven, sult gelieve de moyte te nemen van een duplicaet te senden, alsoo het te lange aenlopen sal, eer ick die wt Sweden crijge. Wat ick nu gestadych met CaesarGa naar voetnoot3 hebbe gedaen, sal uEd. wt mijne voryge hebben gesien. Dese weecke heb ick tot drie nieuwe instantiën gedaen ende hoe ick den knoop nader legge, hoe ick meer scrupule vinde. De grootheyt van de somme, onmacht ende vreese van ondanck vercoelt de goede genegentheyt; indien niet bewogen en werden met apprehensie, dat de saecke niet hier maer elders betrocken soude mogen werden, souden het op de iustitie laten aencommen, alsoo beter ware te verantwoorden. Om de mate soo naer te leggen als ick kan, urgere ick om een claere antwoorde, off genegen sijn, wij onder den anderen off met verblijff de saecke ten eynde helpen. In cas sij met mij in gespreck willen commen, sullen vinden, wij genegen sijn met vrienschap van haer te willen scheyden, verhopende onder de onse te hebben die de wille hebben ende bequaemheyt om haer te dienen, doch alvoren in gespreck te willen commen, dat sij souden moeten premitteren de verlopen gagie te betalen, dat wij niet van meenynge sijn int minste daervan yet te remitteren, maer voor de reste ons seer reckelijck sullen laten vinden; indien de saecke willen verblijven, dat wij praecise willen staen op ons recht; ende belangende het verblijff geven voor antwoort niet vremt te sijn, indien wij verstaen eenyge politycken werden gecosen, maer alsoo luyden van iustitie den anderen te seer sijn genegen, niet garen aen die van mijne ordre het souden willen stellen. Waerover veel discourssen gevallen sijnde hebben aengenomen met den anderen te beraetslagen, off sij met mij in gespreck alleen souden willen commen; daerop wachte ick nader antwoorde. Indien op dat premis mij wilden hooren, soude veel sijn; sonder dat sal ick in geen conferentie commen, want geen apparentie wesen soude het hoger off soo hoge te brengen; nu mocht men sien, wat voorts vallen wilde, ende dit is een seer notablen item. Contant souden sij het niet connen geven, maer indien een deel, al waer het maer een derde off een vierde van het belooffde, gereet werde betaelt, de reste, mits daervan betalende intresten op termijnen, moste darom niet achter blijven. Ick sal sien, wat bescheyt ick sal crijgen ende in cas van verder gespreck sien een achterdeure open te houden ende niet te sluyten als met uEd. goetvinden, ondertusschen garen hooren, off het gebeurde men het tractement sonder meer conde crijgen, men den coop soude sluyten; indien daermede niet tevreden wilde wesen, hoe hoge ick mij sal houden ofte hoe lage mogen dalen. Indien de commerciën van dese landen soowel in Sweden als in Vranckerijck vallen ende de correspondentie van beyde die croonen met desen staet niet soo groot en ware als sij is ende wenschen moeten dat moge blijven off vermeerderen, soo soude den wech van iustitie mogelijck profijtelijcker sijn; maer de wech van transactie is corter, seeckerder | |
ende mogelijck eerelijcker. Ick sal bijbrengen, wat ick vorder kan, de wtcomste ende uEd. nader ordre sal ick garen sien, hoewel het soude connen gebeuren, dat de vorder handelynge op mijn leste gedaen voorslach soude werden affgesneden; doch ick hope beter, alsoo twee, drie van mijn confidentste belooft hebben alle mogelijcke hulpe te sullen bieden. Maer een yder is schroomachtych de stat te engageren, waertegens ick representere, dat voor haer staet te lettenGa naar voetnoot1, wat sij souden betalen maer wat sij souden behouden, alsoo onse pretensiën groot sijnde met een formeel contract ende acte ofte belofte van indemniteyt werden geiustificeert. De commissie naer UtrechtGa naar voetnoot2, source, naer somyge seggen, van het ongeval, meenen sij, dat tot laste van de stat niet can werden gebracht; doch dewijle bij de stat ter vergaderynge waert gecommitteert, soo waert met eede gehouden alle commissiën, bij de vergaderynge uEd. opgeleyt, aen te nemen. Die haer daermede verseth vinden, willen dese commissie niet als gedeputeert ter vergaderynge, maer als Gecommitteerde Raet uEd. is gegevenGa naar voetnoot3, dan hebbe niet naergelaten het contrari te vertoonen. Alle verder particulariteyten souden te lanck vallen, ende sijn dese genouch om uEd. reeckenschap te geven, wat tot noch toe daerin is gepasseert. Ick comme nu tot het publyck, hetwelcke in seer grote costen vervalt met alle preparaten van schepen, wagens, hoy ende andere nootdruften, al eenyge dagen gecocht ende gehuyrt, sonder dat het schijnt het dessein noch rijp te sijn. Naer men gist, soo presteert Vranckerijck niet hetgene het heeft belooft, immers wacht men op het belooffde secours van gelt, daer men noch geen gewach van hoort. De waertgelders sijn meest aengenomen ende naer de garnisoenen gesonden, hoewel men niet en weet, wanneer den optocht vallen sal. Op het aennemen van waertgelders hebben de steden veel strobbelynge gemaeckt, haer offenseerende sonderlynge op de forme, alsoo die resolutie, van de Staten-Generael commende, haer wiert aengeschreven. De groote steden daernaer beschreven sijnde sijn protesten tegens de nulliteyten van soodanyge maniere van doen in actis bij Haerlem ende andere doen insereren, ende is niet vergeten te deduceren, hoe verder sulcke ordre gynck buyten het recht van Hollant, ende dat sij ten aensien van deselve de waertgelders niet en lichten maer als wt haer eygen motyff, daertoe sij dese mael verstonden om niet gehouden te werden te traverseren soo groote desseynen etc. Wij moeten voorts wachten, wat de wtcomste wesen sal. Op de vrage bij die van de groote visscherye gedaen is geen categorycke antwoorde gegeven, is oock den tijt niet bequaem om die questie met de argumenten daertoe nodych te disputeren. Die van Emden blijven noch in alarm van den inval, die de lantgraveGa naar voetnoot4 in hare landen soude willen doen, ende hebben den grave ende stat hare gedeputeerdeGa naar voetnoot5 hier gehadt om hulpe, daermede sij souden werden gestijft om hetselve te beletten, versouckende eenych volck, dat de lantschap ende stat onderhout, | |
daertoe te mogen gebruycken; doch daerin swaricheyt sijnde gemaeckt, alsoo de stat niet en dient ontbloot, sijn met het meeste contentement, alleen versterckt met voorschrijven, niet vertrocken. Die de saecke verde insien vreesen, den lantgrave daer commende de keysersche naer sal trecken ende hij te swack sijnde den keyserGa naar voetnoot1 meester laten van het graeffschap niet sonder gevaer van de nabuyren. Den conynck van DenemarckenGa naar voetnoot2 equipeert te water ende te lande, in schijn tegens die van Hamburch, doch alsoo den keyser de stat van Hamburch tot noch toe favoriseert, sijn eenyge van gevoelen, dat hij, om des keysers gunste te winnen, sijne wapenen elders soude mogen laten gebruycken. Soo veel ist, dat hij alle lichtyngen tegens de keyser sooveel hij kan beleth ende Ransou'sGa naar voetnoot3 volck in sijn lant niet wil laten logeeren. De vijffentwintych scepen, die onder het beleyt van den grave van NorthomberlantGa naar voetnoot4 bij den conynck van EngelantGa naar voetnoot5 eerstdaechs in zee werden gebracht, indien anders als tegens onse visscherye werden gebruyckt, sal seer goet sijn. Den gemelten conynck wert geseyt groote ombrage te nemen over het verbreeden ende verdiepen van de haven van GrevelyngenGa naar voetnoot6, ende meent men sulckx soude strijden tegens expres tractaet tusschen de Engelsche ende die van het huys van Burgundiën gemaeckt. Voor desen staet is daer mede grote swaricheyt wt te vresen. Met sijne HoocheytsGa naar voetnoot7 dispositie is het vandage beter als wel eenygen dagen te vooren is geweest; groote moyicheyt in de leden, quae lassitudines spontaneae morbos praenuntiare solent, ende pijne in de sijde heeft haer met beginselen van flerecyn geopenbaert. Laten, purgeren ende stellen van een fistule heeft bate gegeven. Sieckte soude seer schadelijck sijn, voornemelijck in desen tijt voor den staet, wienst welvaren is condependent aen het welvaren van mijnheer den prins. Wat Vranckerijck naer soo grooten opheff voortbrengen sal, wert hier seer verwacht. Tijtverlies, tot soo groote costen als desen staet dagelijckx in scheepsende wagenvrachten draecht, is te seer preiudiciabel et perit cunctando agendi occasioGa naar voetnoot8. Amelant slaept. Van AysmaGa naar voetnoot9 hoore ick niet. Den heer van OosterwijckGa naar voetnoot10 continueert sijn possessie in den Hove Provinciael ende schijnt alleen genegentheyt te hebben om sijne drie iaren, daer alreede een van verlopen is, daer wt te dienen. Ick bidde om mijn gewoonelijcke gebiedenisse. Desen 23 Iunij 1637. Ick verwachte uEd. meenynge op alle mijn voorgaende ende desen, voorts hetgene dienstych is te weten. Onder CimonsGa naar voetnoot11 couvert sullen de brieven voortaen best gaen, worden nu heel wel bestelt. | |
Adres: Mevrouw Mevrouw De Groot. Tot Paris. In dorso schreef Grotius: 23 Iunij 1637. N. Reigersberg. Nogmaals: 23 Iunij 1637 Reigersberg. En boven aan de brief: Rec. 19 Iulij. de legatione Hagam. |
|