Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 8
(1971)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3079. 1637 mei 18. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot13.Mijn Heer, De Staten van Hollant, die voorleden saterdach tot ontrent thien uyren bleven vergadert met meenynge om eenyge pointen aff te doen ende te scheyden, sijn ge- | |
nootsaeckt geweest noch twee, drie dagen bijeen te blijven, alsoo het schoorsteengelt, bij alle de leden geconsenteert, bij Leyden ende Delft niet wiert toegestaen, ten ware alvoren bij sijne HoocheytGa naar voetnoot1 ende eenyge geassumeerde heeren de doleantiën over de verpondynge waren affgedaen oordeelende te beswarelijck de arme luyden, daer beyde die steden hare competentie van hebben ende die alreede de verpondynge te lastych valt, noch van niews hare huysen met het haertstedegelt te beswaren. Het oplechgelt, extensie van het cleyn segel sal apparent mede werden geconsenteert, waerop sal werden genegotieert gelijck mede op de domeynen ter somme van vijffhondert duysent gulden, hetwelcke niet te veel en kan maecken naer advenant hetgene alreede is verlopen ende jaerlijckx te cort comt, soodat degene, die de sorge van gelt te versorgen is gebleven, haer niet weynych becommert vinden om de ingesetene niet te verde te belasten ende de militie te houden buyten confusie. Evenwel toont hem noch weynych apparentie, dat de lasten staen te minderen, want van handelynge hooren wij niet ende staen de saecken niet om met draechelijcke conditiën yet te concluderen, soolange het huys van Oostenrijckx saecken blijven voor den wint gaen, soodat de d'ombrage, die men daer neemt, sonder reden is sijnde noch den president RosaGa naar voetnoot2 noch yemant van consideratiën wt Brabant hier geweest. Monsieur d'AvauxGa naar voetnoot3 verstaen wij wel, dat tot Hamburch is, maer niet tot wat eynde. Ondertusschen wert bij den conynckGa naar voetnoot4 groot devoir gedaen om het leger van desen staet in het velt te brengen, hetwelck licht sal geschieden, soo sijne M.teyt wat voren gaet ende de viant met vigeur aengrijpt, dat den staet van Vranckerijck dienstyger is als des viants legers wederom op sijn eygen bodem te verwachten ende niet alleen het bert te leenen maer oock de schijven te betalen. Alles wat nodych is om op te trecken wert hier geprepareert. In Engelant seyt men is de vlote van den palsgraveGa naar voetnoot5 noch niet vaerdych, maer adviseert den heer BeverenGa naar voetnoot6, dat de Spaense meenen niet alleen het tractaet tusschen Vranckerijck ende Engelant te beletten, maer oock voorslagen doen om een nader unie met Engelant te sluyten met restitutie van den Pals, die sij seggen nu in hare macht is ende selffs te willen furneren de penyngen om den BijervorstGa naar voetnoot7 te contenteren nodych ende te willen helpen maincteneren des conyncxGa naar voetnoot8 recht ter zee tegens desen staet. Een teycken, dat sij veele op de ministers van dat rijck vermogen, indien sij den conynck met sulcke voorslagen, gelijck licht sal gebeuren, den tijt ende occasie verder doen versuymen. Het huwelijck tusschen den conynck van PolenGa naar voetnoot9 ende des keysers susterGa naar voetnoot10 hout men hier voor geconcludeert ende wert de suster van de keyser, naer ons de Duytse advisen seggen, conincklijck getracteert. | |
Men seyt hier, dat AysmaGa naar voetnoot1 hem tot Hamburch niet vertrouwende secretelijck vandaer naer Polen was gereyst, hetwelck den seeckersten wech is om door Slesiën in Oostenrijck te commen. Veele sijn van opinie, dat de saecke van Amelant, die noch niet en slaept, daerom is onvervolcht gelaten, omdat men heeft gehoopt, dat Aysma hier soude sijn te crijgen. Van het arrivement van graeff MauritsGa naar voetnoot2 in Brasil hebben wij noch geen tijdinge ende en sijn de bewinthebberen noch niet eens, off dienstyger is ende pratticabel, dat den handel bij de compangie alleene werde gedreven off aen een yder vrij gestelt, drijvende Zeelant, de Mase, Groenyngen het eerste, die oock sijn [ge]stijft met een resolutie van de Staten-Generael, ende het meerendeel van Hollant, Amsterdam ende het Noorderquartier den vrijen handel; ter beyder sijden met wat te veel animositeyt. De Negenthiene sijn iegenwoordych tot Amsterdam vergadert met een competent getal wt de Staten-Generael; sal goet sijn, soo de discorderende leden tot een gevoelen connen werden gebracht, want de compangie wel groote wijsheyt ende eenycheyt heeft van doen, soo sij sal uytvoeren, gelijck te wenschen is, het grote werck, dat haer soo lastych valt. De Gecommitteerde Raden hebben op aendienyngen van den Rade van Staten desen morgen doen verseeckeren cappitain RuysscherGa naar voetnoot3, geboortych in Vlaenderen, bij de infanteGa naar voetnoot4 gebruyckt, daernaer bij den cardinael de Richelieu, ende oock in de Bastille gestelt, eyndelynge hier familier bij sijn Hoocheyt ende veele van de regierynge in schijn van secreten van den viant te ontdecken ende aenslagen op hare plaetsen te maecken, namentlijck op Dunckercke, inderdaet intelligentie houdende aen de andere sijde ende een aenslach hebbende gemaeckt om de stat van den Briel, het lant ende Goeree den Spaengaert te leveren, waervan de waerheyt haest sal blijcken, alsoo geseyt werden goede bescheiden in handen te sijn, ende men is gegaen naer Delft, waer hij woonachtych is, sijne pampieren te saiseren. Het ware te wenschen, dat de leste waer, die het met het lant niet wel en meent, opdat die noch vorder sijn mochten werden achterhaelt. Besych sijnde met dit te schrijven comt mij voor, dat Aisma met sijn vertreck sal sijn ontgaen de moyte, die hij te Hamburch soude hebben gehadt, alsoo den commissaris CroeseGa naar voetnoot5 al meer als 14 dagen geleden derrewaerts was gereyst met ernstych voorschrijven aen de magistraet van Hamburch om hem te willen saiseren ende herrewaerts over te senden. Die van Amsterdam hebben tot noch toe niemant in de Generaliteyt gecommitteert ende schijnen geene van de burgemeesterenGa naar voetnoot6 genegen haer daer te laten gebruycken. D'instructie tegens de corruptiën geconcipieert meent de vergaderynge van Hollant, dat niet naer behooren is gestelt, alsoo alleen wert verboden geen gout, | |
silver - gemunt ende ongemunt - baggen ofte gesteente sonder alvoren het aen die vergaderynge te hebben gecommuniceert ende daer wesende toegestaen, te mogen ontfangen. Sijne Hoocheyt met eenyge geassumeerde desen morgen hebbende geantameert de besonge over de doleantiën van de verpondynge soo is het haerstedegelt oock geconsenteert. Hier is voorgevallen, dat den collonel BrockGa naar voetnoot1 sijnde overleden naerlatende twee natuyrelijcke kinderenGa naar voetnoot2, daervan het eene is gelegitimeert bij den conynck van Engelant deselve over sijne erffenisse disputeren, bij welcke occasie mij in den sin is gecommen die questie daer veele andere van dependeren, hoe verde de wtheemsche soldaten in dienst commende van dese landen niet als auxiliaire troupes maer stipendiarii van den staet subditi blijven van haren originelen heere, ende hoe verde sij haer naer de wetten moeten reguleren van dit lant raeckende legitimatiën ende anderen; vinde wel eenyge fundamenten in libro de Iure belli et pacisGa naar voetnoot3, maer soo veel licht niet als ick daer in wel wensche. Ick sal voor de pampieren sorgen ende uEd. garen bij alle gelegentheyt dienen. Uwen brieff van den 7 MeyGa naar voetnoot4 hebbe ick wel ontfangen. Desen 18 Mey 1637. | |
Adres: Mijn heer Mijn heer de Groot, Raet ende Ambassadeur van de Coninginne ende Croone van Sweden bij den Alderchristelijcksten Conynck. In dorso schreef Grotius: 18 Mey 1637. N. Reigersberg. En boven aan de brief: Rec. 3 Iunii. |
|