Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 8
(1971)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3034. 1637 april 17. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot2.Mijn Heer, Ick verwonder mij seer dat ick in langen tijdt nochte van uE. nochte van iemant anders geene brieven uit die quartieren heb gehadt nae de uwen van den derde MaertGa naar voetnoot3. Wilt letten, van waer het comt ende hoe het te remediëren. Soo de brieven, gelijck men ons doet hoopen, voortaen sullen gaen over Brabant, soo sullen wij misschien minder peryckel loopen van interceptie ofte ophouding dan nu. DavauxGa naar voetnoot4 comt bij HollantGa naar voetnoot5 om proffijt te doen met de onlusten, die men seit daer te sijn tusschen [den] princeGa naar voetnoot6 d'OrangeGa naar voetnoot7 ende eenige van de StatenGa naar voetnoot8, hoop te geven van geltGa naar voetnoot9 ende lang oorlogGa naar voetnoot10, hoewel wij verstaen brieven uit SpaengiëGa naar voetnoot11 aen cardinael de RichelieuGa naar voetnoot12 sijn gecomen van vredeGa naar voetnoot13. | |
Van tresvesGa naar voetnoot1 werd seer gesproocken. Off het volck van VindexGa naar voetnoot2 het wel meenen met NeefGa naar voetnoot3 off niet, staet te twijffelen. Ick heb verscheide discoursen van cloecke luiden daerop verstaen. Wilt letten off ArsensGa naar voetnoot4 in credyt continueert ende off de humeuren daer gaen nae tresvesGa naar voetnoot5. Ende, gelijck ick voor desen geschreven heb, vernemen, wat last OosterwijckGa naar voetnoot6 gehadt heeft van CimonGa naar voetnoot7 nopende ambass. GrotiusGa naar voetnoot8, die noch op 't leste eenige bouverie heeft gemerckt. Ick sal oock garen verstaen, wat daer van de equippage voor den churfurstGa naar voetnoot9 werdt geoordeelt. Tot het oorlogh in de eilandenGa naar voetnoot10 doet men uit Provence allerlei toerusting. Daerentegen DoriaGa naar voetnoot11 maect hem rede met galeyen om de possessie voor de Spaignaerden in te houden. De conspiratie van meest alle de Grisons tegen de Fransoisen heeft de saeck soo verre gebracht, dat den hertogh van RohanGa naar voetnoot12 vresende met alle de Fransoisen omgebracht te werden een tractaet heeft gemaect, daerbij het fort van de Rhijn datelijck is gestelt in handen van de Switsers ende de Grisons die in dienst van Vrancrijck waeren van den eedt van Vrancrijck ontslagen ende Fransoisen beloven uit de landen van de Grisons ende de Valteline te vertrecken ende alle de forten, die sij in hebben, aen de Grisons te restitueren voor den 5 Maij, blijvende middelertijdt den hertogh van Rohan te Coire onder de macht ende sauvegarde van de Grisons, alwaer hij eerlijck bewaect werdt met 1200 man. Alsoo hebben de Spaignaerden nu becomen, daer sij twee hondert jaer om gearbeit hebben, een vaste passage om haere saecken van Italiën ende Tirool met de saecken van Duitschlant vast te cnoopen ende 't eene lant uit het ander te secoureren. Venegië heeft te vresen insonderheit nae dien sij de saecken van Vrancrijck, die in Italië soo quaelijck afloopen, onder de hant hebben gefavoriseert. AlcalaGa naar voetnoot13 van Spaigniën, QuestembergGa naar voetnoot14 ende CranGa naar voetnoot15 van den keiser ofte coning van HongriëGa naar voetnoot16 sijn te Colen, MeloGa naar voetnoot17 ende den cancelier van MilanGa naar voetnoot18 op | |
wegh. Wij verstaen den Onderpals wederom is gestelt in handen van den Spaignaerd gelijck die geweest is in den jaere 1630 volgens de secrete handeling van PrageGa naar voetnoot1. Ick gelove de Engelschen weten, waermede sij haer willen laeten gaen. Ons werdt oock geadviseert, dat PiccolominiGa naar voetnoot2 heeft 30m man ende alle maent daertoe ontfangt 100 duisent croonen. Off dat sal sijn tegen Vrancrijck off tegen de Sweden, sal men sien. De paspoorten voor de Fransche ambassadeursGa naar voetnoot3 sijn bij den cardinal-infantGa naar voetnoot4 vanwegen den coninc van SpaigniëGa naar voetnoot5 gegeven sulcx men die begeerde. Den ambassadeur van VenegiëGa naar voetnoot6 comt daer bij (m)ij, seyt dat hij noyt den tytel van Ex.tie sal geven aen den ambassadeur van HollantGa naar voetnoot7, ende dat de Staten-Generael, hoewel eerst haer wat gestoort toonende ende seggende geen ambassadeur nae Venegië te willen senden, haer evenwel bedacht hebben. Hij seyt mij oock, dat den nieuwe keijser geen paspoorten en wil geven voor de gedeputeerden van den landgraeffGa naar voetnoot8, h. BernhardGa naar voetnoot9, de stad Straesburgh aleer de selve vrij staet de vrede van PrageGa naar voetnoot10 aen te nemen soo sij willen. Vaert wel. Denckt aen alle onse saecken. | |
Tot Parijs, den XVII April XVIcXXXVII.
Den coning van Spaignië heeft den eygendom van Sabioneda gecocht van de princesse van StiglianoGa naar voetnoot11, huysvrouw van Medina de las TorresGa naar voetnoot12. De brieven van Spagnië passeren nu vrij door Vrancrijck. Daer zijn eenige brieven aen den coningGa naar voetnoot13 gebracht, dye den graeff van SoissonsGa naar voetnoot14 had geschreven aen dye van 't hoff te Bruyssel. De persoon, dye se bracht, was bij eenige Franchoysen gevangen, doch is ontcomen. De brieven brengen sonderling nyet mede. Oversulcx is te hoopen, dat sulcx de saecke nyet verargeren en sal. De graeff van Soissons heeft van den coning vercregen een jaer tot Sedan te mogen blijven. Versoeckt permissie simpelijck ende dat het gelt voor het garnisoen van Sedaen aen hem gegeven werdt ende nu tegenwoordelijck hondert duysent gulden. Op dese selve stont ontfang ick uE. lang verwachte brieff gedateert den VII AprilGa naar voetnoot15. 'T jargon heb ick niet ontfangen. Wilt letten, door wyen het is gesonden. 'T meerder deel van uE. bryeff verstae ick nyet doordyen men mijn jargon - dubito an fraude meorum emtorum a Gallis - is afhandigh gemaeckt. Met het jargon misse ic oock de reden (?) van de hoope van de apparentie van de vruchten | |
van de advysen, ende daermede oock de getalen nae 609. In de getalen mist uE. altemet door het haesten. Ick sal garen verstaen al het gunt vorder sal voorvallen van AismaGa naar voetnoot1 ende AmelantGa naar voetnoot2, alsoo men daeruyt eenige illatiën can maecken. Dat uE. gedaen heeft in een saecke van Vrieslant heb ick eertijds gedaen in een saecke van Gelderlant syende, dat de partijdschappen soo groot waeren, dat alles suspect soude zijn geweest, wat men had gedaen. Ick en verstae niet wel, wat het is, dat de andere steden van Zeelant tot prejudicie van Middelburgh ambulatoir willen maecken, maer 't en geeft mij nyet wonder, si ingenium adeo δεσποτιϰὸν ibi displicet. 'T geeft mij wonder dat het stuck van de zee nyet beter werdt beharticht. De remonstrantie van de predicanten van Walcheren nopende de grove sondenGa naar voetnoot3 is goedt. Van 't exercitie van het pausdom heeft oock hyer bedencken, wat de vordere poincten aengaet schijnt, dat haer nyet anders dan de uijterste noodt soude connen excuseeren, meer in qualiteyt van goede burgers als van predicant. Maer het is quaedt van strant te stuyren, doch dancke uE. van de communicatie. Alle dye dingen geven ons occasie om wel te oordeelen van de tijden ende ons stil te houden. De twee poesiënGa naar voetnoot4 heb ick oock gelesen. Ick geloof, dat daer wat passie in is: maer tam ficti pravique tenax, quam nuntia veriGa naar voetnoot5. Wilt ons van voornemende dingen bij wijlen wat laeten weten, ende vaert wel met de vrunden. Die quo supra. 'T pacquet van CalaberGa naar voetnoot6 heb ick tot noch toe niet ontfangen. Mons.r HeufGa naar voetnoot7 wil, dat de mening van de heer SpierinckGa naar voetnoot8 nopende de waerde van 't gelt, waerin hij mij moet betaelen, naerder werde geëxprimeert. Daerentusschen hout hij 't op. Wat mijn gagie aengaet, ick heb aen mijnheer Spierinck geschreven noyt anders verstaen te hebben als van door rijcxd. Ende behoeven daer te minder difficulteit in te maecken, alsoo de reiscosten voortaen niet apparent en sijn te vallen ende oock dat geen boven vier off vijf dagen niet gevallen en sijn. Soo mijnheer Spierinck blijft difficulterende, bidde uE. sijne E. Gestr. te vragen, off hij goed vind, dat ick aen mijnheer den rijcxcancellierGa naar voetnoot9 daerover schrijve. Nopende iet bij CimonGa naar voetnoot10 voor FelixGa naar voetnoot11 te doen, als het niet heel en soude sijn ter eere ende reparatie van soo veel ongelijcx, sal beter sijn gelaeten, soo om geen nieuwe prejudicie als om geen nieuwe offensie te geven. Officie aldaer begeer ick | |
niet. De ambassade aldaer van Sweden is veel beter. Om particulier daer te woonen heb ick geen lust. De passagie can men mij niet beletten. Den tijdt can comen, dat het quaed, dat mij gedaen werdt eens op het hooft sal vallen van de auteurs. Dien tijdt wil ick patientelijck verwachten. 'T gunt ick uE. van d'heer van OosterwijcksGa naar voetnoot1 bejegening geschreven heb, geeft mij achterdencken. EusebiusGa naar voetnoot2 mach hem houden, hoe hij wil, hij gebruickt Calaber, maer wil hem geen goedt. Wilt CaesarsGa naar voetnoot3 saeck soo haest als doenlijck in arbitrage brengen off in rechten trecken. Den tijd geeft ons ... judicie. Wilt oock helpen, dat mijn oudste zoonGa naar voetnoot4 t'huis magh comen. Hij cost mij daer te veel ende gewent sich ledich te sijn, t'welck twee groote quaden sijn. | |
In margine schreef Grotius: Scribit mihi m. cancellarius Straelsundi XXV febr. cal vet.Ga naar voetnoot5: ‘Plures hisce diebus literae tuae mihi omnes recte redditae sunt. Ex quibus consiliorum ac rerum Gallicarum statum nobis accurate licuit cognoscere. Fateor equidem et me et caeteros illustrissimos dominos regentes dominos collegas meos, prudentissimus hisce tuis scriptis ac relationibus plurimum delectari. Quibus ut teipsum [et] nobis et aeternitati reddis commendatissimum, ita gratissimum etiam erit. Si id ipsum scribendi officium, ut omnino confidimus, in posterum quoque pari diligentia ac libertate prosequi perrexeris’. Denckt om de papieren ende saecke met Caesar.
Adres: Mijn Heer Mijn Heer Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant In Den Hage. In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 17 April 1637 wt Paris. Extract wt een brieff van mijnheer den rijxcancelier. |
|