Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 7
(1969)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2829. 1636 november 7. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot6.Mijn Heer, Ons neeffGa naar voetnoot7 is woensdachavont met sijn Ex.tieGa naar voetnoot8 hier gecommen, die ick niet heb gesproocken als in meerder compangie. Tot particuliere aenspraecke haeste ick niet, alsoo mijn cijfer is misleyt ende garen yet van het considerabelste soude communiceren; ick heb naerstych daernaer gesocht, doch niet connen vinden, waerom uEd. gebeden sal sijn mij een dubbelt van het oude ofte een heel nieuw te senden ende dat met den eersten. Men sal daer apparent geen contentement hebben, dat op soo grote instantie, bij den ambassadeurGa naar voetnoot9 in het leger ende monsieur BrassetGa naar voetnoot10 in Den Hage gedaen om het leger den tijt van thien off 12 dagen in het velt te houden, niet en is gevolcht, omdat men hier niet heeft connen oordeelen, waertoe sulckx conde dienen, ende den viant sijn volck alrede in de steden hadde geleyt om te ververssen. Soo daer op volcht, gelijck licht met de vergaderynge, die tegens den 18 deser beschreven is, sal gebeuren, dat men spreeckt van volck te casseren, dat sal nieuwe materie wesen van miscontentement, ende nochtans is dat het eenyge middel om de finantiën buyten confusie, de militie in ordre te houden. | |
De heer IoachimiGa naar voetnoot1 wert hier vandage verwacht; wt Zeelant schrijft men, dat hij brengt een scherpe antwoorde in substantie, hoewel de woorden seer sijn versacht. Quade praeparatiën om met vigeur wat voor den Pals te doen, daertoe de coninginne van BohemenGa naar voetnoot2 toont grote hope te hebben. Twee dagen geleden heeft hare M.teyt brieven wt Engelant ontfangen; seijt de ligue offensive ende defensive tusschen Vranckerijck ende die croone genouchsaem was gesloten, waerop sij oock een expressen aen den lantgraveGa naar voetnoot3 heeft affgeveerdycht, die nieuwe lichtynge tot Hamburch doet. Naer het veroveren van de schans Werben is den generael BannierGa naar voetnoot4 gemarcheert naer HatsveltGa naar voetnoot5, die een gros maeckt tusschen Hal ende Halberstat. Off den heer rijxcancelierGa naar voetnoot6 voor den vorst overcommen sal, wert getwijfeld. Den heer SpierynckGa naar voetnoot7 wert hier alle dagen verwacht, dat goet is om alles op een effen voet te helpen ende te sien, wat voor het toecomende is te wachten. Die van opinie sijn, dat sijn Ex.tie den rijxcancelier niet sal comen, meenen, hij hem de directie t'eenemael sal willen ontrecken, omdat sij oordeelen, te beswaerlijck sal wesen sooveel volckx met soo weynych middelen buyten confusie te houden. Evenwel sal tot de handelynge van Ceulen, daer de Sweetse apparent mede sullen intervenieren, sijne wijsheijt noodych werden gerequireert. Wie eygentlijck sullen werden daertoe gecommitteert, hoort men niet. Somyge meenen, off Constans' geselGa naar voetnoot8 die commissie soude crijgen. IovinianusGa naar voetnoot9 hout het niet apparent, hoewel het geren sage. Den man, die van CimonsGa naar voetnoot10 wege te Regensburg isGa naar voetnoot11, meent noch wel een halff iaer sal aenlopen, eer men ten principaelen comen sal. De vorsten van het rijck en smaeckt niet te wel, dat den cardinael de LionGa naar voetnoot12 bij den conynck van VrankerijckGa naar voetnoot13 daer is gecommitteert, alsoo sij den heer cardinael de Richelieu houden den antheur van hare desolatiën. Men gelooft hier dat noch dit iaer een Rooms ConynckGa naar voetnoot14 sal werden gecoren, ende sijn vele van gevoelen, de victorie van de Sweden daertoe sal helpen, alsoo den hartoch van SaxenGa naar voetnoot15 hem t'eenemael naer d'intentie van den keyser sal moeten vougen. | |
Wt Engelant hebben wij van den 24 October, dat op het miscontentement daer genomen over de tijdyngen van den grave van ArondelGa naar voetnoot1 gecommen ende de inclinatie van vigoureuse resolutie den ambassadeur van SpaengiënGa naar voetnoot2 seyt, dat sijn meester den Pals sal doen restitueren. Het schijnt opgesocht is ende in Duytslant in druck wtgegeven, dat ten tijde Caroli 4Ga naar voetnoot3 het electoraetschap wt het huys (van) Beyeren aen den palsgraeffs branche is gebracht. Ian de Wa(ertGa naar voetnoot4 heeft) die van Luyck doen sommeren op te brengen hetgene sij hem voor (sij)n optocht naer Vranckerijck hem hadden belooft, met comminatie het anders te sullen commen halen met meer daertoe. Het schijnt oock, hij in dat lant sijn winterquartier nemen sal, PicolominiGa naar voetnoot5 in het lant van Gulick. Wt Luyck is hier gecommen copie van een latijnschen brieff, in goede termen, soo men mij seyt, aen den pausGa naar voetnoot6 vanwege die stat geschreven: clagen over (de) foulle, door haer princeGa naar voetnoot7 de ingesetenen aengedaen, branden van (do)rpen ende huysen, spolieren van kercken ende cloosters, schof(fer)en van vrouwen; dat hij in al den tijt van sijn regierynge geen ses maenden (ald)aer is geweest; versoucken sijne Heylycheyt een cardinael gelieve te s(end)en, die kennis neme van haer rechtveerdyge clachte, ende haer (bij) blijve. Het huwelijck van den conynck van PolenGa naar voetnoot8 met de princesse v(a)n BohemenGa naar voetnoot9 hout men nu seecker dat aff is; veele meenen, daer noyt yet aen is geweest, maer alleen heeft gedient om, wt consideratie van Engelant ende Denemarcken, favorabel conditiën met Sweden te maecken. Men spreeckt den conynck sal trouwen met des keysers dochterGa naar voetnoot10, ende den cardinaelGa naar voetnoot11 m(et) des conynckx susterGa naar voetnoot12, een uytermate schone princesse. DarmstatGa naar voetnoot13 soude formeren een leger van thienduysent man om Hanou te blocqueren (en)de werden hem toegeëygent de despoulles van den lantgrave, soo me(n h)em kan depossideren. | |
CollartGa naar voetnoot1, met vijff scepen wt Duinkercke gelopen, meent men naer Spaengië te sijn om wederom gelt te halen. Den admirael van HollantGa naar voetnoot2 is met sijn meeste scepen ingecommen, daer niet alleen de gemeente maer de regierynge selffs geen contentement van en heeft. Het leste tractaet met VranckerijckGa naar voetnoot3 is meer confirmatoir (?) van het voorgaendeGa naar voetnoot4 voor den tijt, dat hetselve was gemaeckt als nieuw in substantie; daerwt soude werden ontfangen 15(000)00 guldens ende het regiment van WaerdenburgGa naar voetnoot5 ende MoulertGa naar voetnoot6 daer(va)n werden betaelt. Verbintenisse van aenhouden van troupes heeft men niet willen doen, meen oock niet, het alsnoch is geapprobeert. Dese weecke meene ick te gaen naer CaesarGa naar voetnoot7 om daer te sien, watter is te doen. Ick moet sien, wie van NumerianusGa naar voetnoot8 hier commen sal. CalaberGa naar voetnoot9 sal ick, als uEd. mij materie geeft, sien te onderhouden. Wat uEd. voor heeft met sijn outsten soonGa naar voetnoot10, weet ick niet, maer vreese, hij, daer hij nu is, sijn tijt verliest. Hij dient onder goede oogen ende bij een r(ustych) (?) humeur; bedaertheyt is hem nodych. Soo het niet waer met peryckel van debauche, die in dat lant is, nergens soude hij beter naer sijn humeur dienen als in Italiën. Mogelijck, soo de religie niet en obsteerde, soude den ambassadeur van VenetiënGa naar voetnoot11 vertreckende hem wel mede nemen. Alderley talen dient hij te leeren, maer vooral een geposeert humeur ende dat het sijne niet en veronachtsaemt. UEd. gelieve serieuselijck daerop te letten. Desen 7 Nov. 1636. | |
Adres: Monsieur (M)onsieur Grotius, Conseiller et Ambassadeur de la Roine et Couronne de Swede près de sa M.té Très Chrestienne. In dorso schreef Grotius: 7 Nov. 1636. N. Reig. En boven aan de brief: Rec. 9 dec. |
|