Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 7
(1969)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2564. 1636 april 23. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot2.Mijn Heer, Gisteren heb ick geschrevenGa naar voetnoot3 met den ordinaris, desen comt met den train van den hartoch van BouillonGa naar voetnoot4, alleen om te tonen, dat ick geen occasie en versuyme ende met eenen te seggen, dat soo verde bij de commissarisen van de stat van Rotterdam in uEd. saecke is gegaen, dat sij garen hadden gehoort het advis van den heer van BeaumontGa naar voetnoot5, dewelcke hem daervan excuserende als sijnde op hetselffde contract aengenomen seggende, dat hij, dat Godt verhoede, in gelijck ongeval wert gebracht, wel weet, hoe hij het soude verstaen, aengenomen heeft met eenyge advocaten wt den naem van de stat daerover te consulteren. Daertoe is bestemt den dach van mergen, ende tot advocaten de heeren StryenGa naar voetnoot6, de JongeGa naar voetnoot7, SorgeGa naar voetnoot8, RuylGa naar voetnoot9. Het advis kan ick niet oordeelen dat ons praejudiciabel wesen sal; sullen sien, wat daernae wil volgen; ick sal geen tijt verliesen. De opinie, die men seyde dat ZosimusGa naar voetnoot10 van IovinianusGa naar voetnoot11 hadde, daer ick gisteren van breeder hebbe geschreven, is hem wel benomen. Laet ons eens de particulariteyten van de saecke weten. De tijdynge van de defaite van twee regimenten, bij BannierGa naar voetnoot12 op den hartoch van SaxenGa naar voetnoot13 gedaen, continueert: twaelff regimenten sijn gedissipeert, XV standaerts becomen, een collonel, seven ritmeesters, 1200 man doot gebleven. UEd. gansch dienstwillygen broeder
| |
Desen 23 April 1636. | |
Adres: Mijnheer Mijnheer De Groot, Ambassadeur van de Coninginne ende croone van Sweden bij den Alderchristelijcksten Conynck. In dorso schreef Grotius: 1636, 23 April N. Reig. Onder aan de brief staat in Grotius' hand: Montferrat. Boven aan: Rec. 7 Mey n. st. |
|