Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 7
(1969)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2528. 1636 maart 27. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot3.Mijn Heer, Wij en hebben hier niet anders dan dat hertogh BernhardGa naar voetnoot4 hier noch is, in Italië 't volck van den hertogh ParmaGa naar voetnoot5 bij den hertogh van ModenaGa naar voetnoot6 is geslagen ende CrequyGa naar voetnoot7 met eenige Savoysche trouppen hem begevende bij de riviere Tessin, daerentegen den gouverneur van MilanGa naar voetnoot8 sijnde gecomen tot Novara, elck met ontrent seven duisent man te voet, twee duisent meer ofte minder paerden, de saecken haer schijnen te schicken tot eenige merckelijcke rencontre. Gelijck nu in Lorraine bij Ravon eene is gevallen, den 7-17 Maert, alsoo de keiserschen ruiters tot twee duisent uit het sticht van Basel door den honger sijnde verdreven door Lorraine meende te trecken nae Lutsenburg, om haer daer bij de Spaenschen te vougen, dewelcken den marquys de la ForceGa naar voetnoot9 tegen is gegaen ende meest met musquettiers in desordre heeft gebracht, de helft verslagen, de helft verjaeght. Den hertogh van RohanGa naar voetnoot10 gaet vast voort ende neemt de cleine plaetskens rondom het fort van Fuentes. Men belooft hem haest twaelff duisent man aldaer te doen hebben, maer 't is noch wat verre daervan. Gelijck het oock wat verre is van | |
de dertich duisent man, die men seit dat binnen Mey soude sijn, tweederden deel van 's coningsGa naar voetnoot1 volck, tweederden deel van de geallieerde. De nieuwe Duitschen, die laest over de bergen sijn gepasseert, houden haer in het Pavees. UE. laeste aen mij was van den 3 MaertGa naar voetnoot2, dien ick over acht dagen heb beantwoordtGa naar voetnoot3. Den 27 Maert 1636. | |
Adres (met andere hand): Mijnheer Mijnheer Reigersberg, raet in den Hoogen Raet in Hollant in Den Hage. In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 27 Martij 1636. |
|