Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 6
(1967)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2141. 1635 juni 11. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot5.Mijn Heer, D'absentie van ValeriusGa naar voetnoot6, die XenocratesGa naar voetnoot7 heeft geaccompangeert, is oorsaecke, dat ick uEd. schrijven van den 23 MeyGa naar voetnoot8 eerst den 5 JunyGa naar voetnoot9 hebbe ontfangen. TuchydidesGa naar voetnoot10 verreysde wt het Texel den 8, hadde dien dach ende den dach daeraen seer goeden wint, soodat men gist hij saterdach's avonts tot Hamburch sal connen wesen gearriveert. Sijn Ex.tie aencomst sal wel te passe commen, want men hout den vrede tusschen Saxen ende den keyserGa naar voetnoot11 voor vast gesloten, ende hoopt men sijne Ex.tie | |
presentie op de bijeencomste tot Brunswijck den hartoch van LunenburchGa naar voetnoot1 ende andere, die haar daeronder soude willen begeven, ten gemeenen beste sal connen disponeren, daer des te meer hope toe is, omdat de troupes van Lunenburch, een groot deel bij den conynck van SwedenGa naar voetnoot2 gelicht, haer tot den stilstant bij Lunenburch geaccepteert niet hebben willen vougen. Voordat BloemcoolGa naar voetnoot3 van NumerianusGa naar voetnoot4 is gescheyden, sijn seer goede officiën volgens IrenaeusGa naar voetnoot5 ordre voor IustinusGa naar voetnoot6 gedaen, waervan ick desen morgen advisen hebbe becomen, ende kan niet oordeelen, dat sijne comste FelixGa naar voetnoot7 prejudiciabel kan wesen. WatGa naar voetnoot8 rencontre tusschen den heer SaumaiseGa naar voetnoot9 ende professor HeinsiusGa naar voetnoot10 op de maelteijt tot Leyden is gevallen, sal daer al wesen geadviseert. Naer den heer RivetGa naar voetnoot11 mij seyt, soo schijnt den heer Saumaise de onlusten moede te wesen ende op een retraite te dencken. Mij is van een anderen cant voren gecommen, dat den persoon van de heer Saumaise in Vranckerijck al seer aen den heer rijxcancelier was gerecommandeert, ende wert hetselve geseyt van uEd. te wesen geschiet, daervan den heer Heinsius hem niet wel tevreden sal houden. Wt ons leger hebben wij geen tijdyngen als van den vijffdenGa naar voetnoot12; doentertijt was sijne Ex.tieGa naar voetnoot13 twee uyren van den viant. Brieven van Antwerpen, Eyndoven ende Den Bosch, van den achsten ende negenden respective, seggen den prince-cardinaelGa naar voetnoot14 den 7 met sijn leger naer Leuven is geweecken verlatende sijne retranchementen, ende sijne Ex.tie den sevenden daerin voor Thienen was gaen logeren. Ingevalle die tijdynge waer is, soo schijnt het aengeleyt te sijn om ons leger, sterck van meer als tseventych duysent sielen, van vivres te incommoderen ende daerdoor het dessein te stuyten. De twintych scepen van Baionne gecommen met 1500 Spangaerts, 300.000 guldens aen gelt, sijn de voorleden weecke sonder resistentie ofte rencontre van onse scepen binnen Duynckercken gearriveert, waerover hier groot misneygen is, want het aen geen advertentie heeft gebroocken, maer aen ordre. Sevenentwintych van de Engelsche scepen sijn seylreet ofte in zee, ende hebben alreede beginnen te tonen, dat sij des conynckxGa naar voetnoot15 natuerlijcke onderdanen wt der geallieerden scepen willen lichten ende bij alle, die haer bejegenen, willen hebben gestreecken, waerin, bijaldien de Fransen difficulteyt maecken, gelijck sij apparent sullen, groten onluste soude connen ontstaen. Boven de 27 scepen werden van nieuws noch vijftiene geëquipeert. Den jalousiën tegens Vrankrijk sijn in | |
Engelant seer groot ende sullen qualijck meerder progressen connen lijden, bijsonder op hare frontieren, soodat, soo eenyge zeehaven werde in Vlaenderen aengetast, de Engelsen het souden soucken te beletten. Wt Westindiën sijn gearriveert acht scepen, vier wt Parnambuck, drie wt Guinea, een wt Quuracao. Wt Guinea brengen de scepen eenentwintych hondert marken ende ettelijcke greinen gout ende die van Parnambuc een goet getal kisten suyckeren, soo voor de Compangie als voor eenyge Portugeese coopluyden, die deselve hier commen verhandelen, ende waren noch vier duysent kisten gereet in Parnambuck om te volgen. Het fort Reael ende fort Nazareth, gelegen bij Capo St. Augustyn, waren nauw belegert. Dat eenych volck wt Duytslant nederwaerts soude commen, horen wij noch niet. De boeren in het lant van Luyck hebbende eenyge, die vourage haelden, qualijck getracteert, is aen een burgemeester van die stat bij sijn Ex.tie sulcken comminatie gedaen, dat sij vivres ende alles om gelt hebben laten volgen, blijvende nochtans wel thien duysenden in wapenen bij den anderen. Men verwacht dagelijckx een manifest, daerbij Vranckerijck sal verclaren den Spaengaert voor viant, ende sal buyten twijfel wel volgen, soo de successen goet sijn. Maer veele wijse sijn verwondert, waerom, soo het ernst is, dewijle Artois, Hanau ende Cambresis van volck is ontbloot, geen inval van die quartieren, daerdoor sooveel vruchten is te doen, tot noch en geschiet. Den heer PauwGa naar voetnoot1 hadde geschreven, ordre daertoe was gegeven, maer den heer GlargesGa naar voetnoot2, die op de frontieren is, seyt geen gewach daervan te vernemen. Wat uEd. te hove sal hebben vernomen, sal ick met verlangen verwachten, ondertusschen uEd. met groote bedanckynge excuseren, dat ick desen somer, mits de swackheyt van ons collegie, niet sal connen absenteren om op uEd. vriendelijcke nodynge te doen, daer ick anders seer toe ben genegen, uEd. versouckende het ooge op de nevenGa naar voetnoot3 gelieve te houden, opdat sij haer tijt soo mogen besteeden, dat sij niet de deliciën, maer de nuttycheden van dat lant meugen plucken. Wat ick tot Rotterdam hebbe gedaen, sal mijn suster uEd. seggen. UEd. dienstwillygen broeder
| |
Desen XI IunijGa naar voetnoot4 1635, 's avonts ten seven uyren. | |
In dorso schreef Grotius: 11 Iuny 1635. N. Reigersberg. |
|