Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 5
(1966)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1850. 1633 juni 14. Van W. van OldenbarneveltGa naar voetnoot1.Mijn Heer, Ik hebbe die van den eersten deser wel ontfangen met het bijgaende hoochduytsche gedruckte ende bedancke uEd. daervan alsmede van de tijdinge, die aldaer loopen. Tot noch toe hebben wij niet van FrietlantsGa naar voetnoot2 sieckte gehoort, maer wel dat hij sijnen leger in 4en verdeelt hadde. Alle de provinciën sijn nu bij den anderen; men verwachte, dat de gedeputeerde van den prinsGa naar voetnoot3 soude kommen, die daer gesonden waeren, soo men mij wt DeltotonGa naar voetnoot4 scrijft van den 9en deser. Ick houde voor seecker, dat AriesGa naar voetnoot5 meer luystert naer TaurusGa naar voetnoot6 als naer CancerGa naar voetnoot7. Hij heeft daer oock groote redenen toe. Den graef van EgmontGa naar voetnoot8 hout men soo veel als gereconcilieert. Canis majorGa naar voetnoot9 heeft hem seer slecht getracteert. LepusGa naar voetnoot10 is weder hier ende is al sijn volck wel gemoet meenende, dat Canis minorGa naar voetnoot11 met Lepus haest wederom bij Cancer sullen kommen; soo Ursa minorGa naar voetnoot12 sijn voortgang heeft twijffele ick daer niet aen. Tis waer, dat geruchten loopen, dat monsieurGa naar voetnoot13 soude trouwen met LorraineGa naar voetnoot14, maer wete van geen seeckerheyt, van CombaletGa naar voetnoot15 met den cardinael van LorraineGa naar voetnoot16 wert mede gesproocken. Wat HyadesGa naar voetnoot17 saecken belangt, sijne redenen sijn onwederspreeckelijck; daerom moet men, eer te resolveren, sien, wat van Ursa minor sal vallen, ende dan sien, wat best voor Hyades is. Onderentusschen soude uEd. wel goede bedenckinge konnen geven aen LyraGa naar voetnoot18 - die ongetwijffelt niet ondancbaer soude sijn - van alles tot haeren profijt dienende gelijck alreede eenige door uEd. (?) gedaen sijn. Op alles wat Hyades saecken aangaet sal PleiadesGa naar voetnoot19 soo verre kommende wel maecken dat sorge gedraegen sal werden. De proceduren van Cancer sijn niet om eerlijcke luyden te konnen houden; is wonder, dat Canis major geen meer verstant heeft. | |
Den edelman, die den koninckGa naar voetnoot1 aen sijne moederGa naar voetnoot2 heeft gesonden, is genaempt la RocheGa naar voetnoot3 ende sal sij weder een ander senden. ArgoGa naar voetnoot4 is wat onvoorsichtich int spreecken ende GraciliusGa naar voetnoot5 te ijverich int vormenGa naar voetnoot6, twelck geruchten maeck in Deltoton ende Ursa minor geen goet en doet. sKonincks leger is noch tot Stevenswaert. In Vlaendren is alles op de been. Men moet sien, wat den prins van Orangnien sal wtrichten. Ende hiermede blijve ick, Mijn Heer, UEd. ootmoedichste dienaer,
| |
Den 14en Junij 1633. | |
Adres (met andere hand): Aen Men Heer Men Heer de Groot etc. tot Hambourcht. Port. In dorso schreef Grotius: 14 Iunii 1633. W. van Old. En in margine: ont. den 28 Iunii. |
|