Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 5
(1966)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1825. 1633 maart 16. Van W. van OldenbarneveltGa naar voetnoot9.Mijn Heer, Ick hebbe gisteren gescreven onder couvert van Sr Joost van OverbeecktGa naar voetnoot10 accuseerende die van den eersten ontfangen te hebben. | |
Het is buyten disputen, dat de groote machten, die naer Westfalen sacken, vele plaetsen sullen innemen; evenwel sullen de principaelste steden al wat tegenhouden ende de troupes van GronsfeltGa naar voetnoot1 ende YsenburchGa naar voetnoot2 haer hindernis geven. Tensij de Staeten haer assisteren, konnen sij daer evenwel niet blijven, overmits op andere oorten in Duytslant het voordelijch voor de keyserGa naar voetnoot3 gaet ende FrietlantGa naar voetnoot4 groote levees maeckt, die hij, soo haest doenlijck is, sal emploijeren. Van den trefves is niet seeckers te scrijven, ende naer ick hoore hebben de Brabantsche gedeputeerdeGa naar voetnoot5 eerst den 7en deser van desen met de anderen beginnen te tracteren; het sal noch al wat aenlopen, eer alles vereffent sal sijn. Die wt Vranckrijck kommen brengen mede, dat den koninck eenige troupen gelicentieert heeft; dat soude verre vandaen sijn om oorloch in Duytslant te voeren. Hier kan men niet verstaen, dat Polen geen assistentie soude doen aen den keyser, al waer het maer om den keyser te obligeren in tijt ende wijl hetselfde aen hem te doen. CorvusGa naar voetnoot6 heeft mij gescreven; wenschte wel te weten, ofte hij het met AquariusGa naar voetnoot7 hout, heeft geen goede opinie van VirgoGa naar voetnoot8 saecken. Ick hoore wel, dat Octavianus ende NisusGa naar voetnoot9 veel bij AriesGa naar voetnoot10 kommen, maer of het is om Ursa minorGa naar voetnoot11 wegen ofte ArsaphylaqGa naar voetnoot12, twijffele ick. Ick prijse seer de resolutie van den heere borgemeester de GraefGa naar voetnoot13; soo behooren alle vrome luyden te doen. Indien hier in dese landen trefves valt, sal ongetwijffelt op de commercie gelet werden, want de coopluyden niet anders en sullen te doen hebben. HyadesGa naar voetnoot14 heeft vele vrienden, PerseusGa naar voetnoot15, EustachiusGa naar voetnoot16, EridanusGa naar voetnoot17, HydraGa naar voetnoot18 ende, soo ick kan mercken, CamillusGa naar voetnoot19, doch die kenne ick noch niet wel, hebbe hem gisteren besocht, maer hebbe van Hyades niet gesproocken, om redenen dat ick die saecke met LyraGa naar voetnoot20 door Eridanus tracteere, hoewel Camillus | |
het nootsaeckelijck moet weten als sijnde nu inGa naar voetnoot1 't meeste creditGa naar voetnoot2; is seer cloeckt. De Françoisen, waer ende op wat voet dat sij sijn, konnen haere insolentiën niet laeten, als onlangs gebleecken is, dat een edelman van monsieurGa naar voetnoot3 in de kamer ende presentie van haer HoocheytGa naar voetnoot4, pater CarelGa naar voetnoot5, broeder van den hertoch van Aerschot, capucijn, een voetien sette en hem dede vallen, waerover groote murmuratie is geweest onder de principaele van dit lant, middelbaere ende gemeente, soodat niet veel moeytens soude sijn haer te brengen tot wechjaeging van de Françoisen. Immers raede ick den voorseyde eedelman niet te voorschijn te kommen, alhoewel pater Carel voor hem intercedeert. De oorsaeck van de disgracie van ChasteaunoefGa naar voetnoot6 wert soo verscheyden verhaelt, dat daer geen fondement op te maecken is, maer men gelooft, dat HaulteriveGa naar voetnoot7 geluckich is wt Vranckrijck te sijn; in Hollant soude hij apparentlijck niet vrij sijn; het is een hoverdigen hoop. Ick gelove niet, dat MaurierGa naar voetnoot8 daerom het water laijen sal. Euridanus heeft mij daetelijck geseyt gesproocken te hebben met Lyra - die het met de andere voornoemt ongetwijffelt sal gecommuniceert hebben - van de saecken van Hyades gesproocken te hebben. Alle vallen om hem te emploierenGa naar voetnoot9, maer hebben begeert te weten van PleiadesGa naar voetnoot10, met hoeveel Hyades sich ter maentGa naar voetnoot11 soude contenteren. Waerin Pleiades niet heeft begeeren te treden sonder te vooren te weten de begeerte van Hyades, die hij mach overscrijven, ende sal alles daer naer gedirigeert werden. Van de Aquarius sal geen swaricheyt vallen, naer mijne opinie, ofte moste van TaurusGa naar voetnoot12 kommen, dat ick niet gelove; van eerGa naar voetnoot13 moet niet getwijffelt werden. Hierop sal ick uEds antwoort verwachten ende moet considereren, dat hier naer dienstenGa naar voetnoot14 extraordinaris reco(m)pencenGa naar voetnoot15 vallen. Ick bidde God uEd. te verlenen de volle begeerte van sijn contentement ende blijve, Mijn Heer,
| |
Den 16 Maert 1633. | |
In margine schreef Grotius: 16 Maert. 1633. Stoutenburg. en bovenaan de brief: Rec. 31 Martij n. st. |
|