Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 4
(1964)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermdBijlage no. 17
| |
heeft hoochnoodigh van doen hebben; soo versoecken ende bidden burgemeesteren, gemeene vroedschappen ende raiden voornoemt uwe Ex.tie seer gedienstelijcken, dat deselve, gekent als gouverneur ende stadthouder van de landen van Hollant ende Westvrieslant bij haere Ho. Mo. te intercederen ende sijne autoriteit te interponeren, ten einde de persoon van de voornoemde de Groot uit de voorss. hechtenisse magh werden gerelaxeert ende gestelt in alsulcken staet als hij was voor date van de voorss. deputatie. Met presentatie, dat de supplianten denselve de Groot binnen de voorss. stede van Rotterdam in sijne huisinge ofte andere verseeckerde plaetse aldaer sullen doen bewaeren, omme sijne actiën ende alle 'tgunt hem bij haere Hoochmog. te laste geleit soude mogen werden te verantwoorden als naer behooren. 'T Welck doende sullen de supplianten God den Heere Almachtigh bidden sijne genaedige segen over Uwe Ex.tie overvloedelijck te willen uitstorten ende desselfs princelijcke persoon in goede ende lancduirige gesondtheit tot conservatie ende aenwassinge van de hoocheit van de landen te willen spaeren. Is bij eendrachtige stemmen geresolveert deselve requeste wel ingestelt te sijn ende dienvolgende verstaen, dat men de voorss. requeste presentere aen Sijn Ex.tie; daertoe gecommitteert sijn nevens een van de heeren burgemeesteren den bailiu MuilwijckGa naar voetnoot1, VersijdenGa naar voetnoot2, HartichveltGa naar voetnoot3 ende SnaetsGa naar voetnoot4. Vergadering den 10 September 1618 present alle de vroedschappen sonder Willem Huigen, van Driel, Hartigvelt ende den pensionaris. In de voorss. vergaderinge is gedaen rapport van de gecommitteerde, die met het request in Den Hage sijn geweest aen sijn Ex.tie omme te versoecken bij hetselve de ontslaeging van de persoon van Mr. Hugo de Groot, onsen pensionaris, volgens de last als in de laest voorgaende vergaderinge; waerop eenpaerelijck goet gevonden is, dat de gecommitteerde deser stede gaende ter dachvaert sullen aenhouden ende insisteren, dat de drie gevangenen mogen werden te recht gestelt naer de privilegiën ende coustumen deser landen. Den 29 Augusti 1618 praesentibus uit Hollant MatenesGa naar voetnoot5, WitsenGa naar voetnoot6, RuychaverGa naar voetnoot7, DussenGa naar voetnoot8, rapport gedaen sijnde in de Staten-Generael van het saisissement van de drie personen. Hebben die van Hollant verclaert, dat sij extraordinaris verwondert sijn van de voorss. proceduiren, sonder haer weten, met usurpatie van haere jurisdictie. |
|